Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0757/GA, 27 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 12/757/GA

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie p.i.v. Breda,

gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 juli 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie p.i.v. Breda.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft zij daarvan geen gebruikgemaakt.
Met klaagsters raadsvrouw, mr. N. Harlequin, is voorafgaande aan de zitting afgesproken dat zij schriftelijk kan reageren op een verslag van het verhandelde ter zitting. Bij faxbericht van 9 augustus 2012 is schriftelijk gereageerd op het verhandelde
ter zitting. Een afschrift hiervan is ter kennisneming naar de directeur verstuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van een extra bezoek van de advocaat aan klaagster op dinsdag 21 februari 2012.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur wijst erop dat klaagster op de dag van het gevraagde bezoek geblokt was. Omdat de noodzaak niet uit het verzoek van 15 februari 2012 bleek is dit afgewezen. Dit antwoord is naar de advocaat teruggefaxt en daarbij zijn als bijlagen
meegestuurd een kopie van de artikelen betreffende bezoek uit de huisregels en de Pbw en een uitleg over advocatenbezoek. Dit gebeurt standaard bij de afwijzing van een dergelijk verzoek. Er was sprake van een flinke blokdoorbreking. Bovendien is er
ook
maar een beperkt aantal kantoortjes beschikbaar voor advocatenbezoek. Dezelfde dag ontving de directeur een klaagschrift van de advocaat met het verzoek dit door te sturen naar de commissie van toezicht. Een collega-directeur heeft in reactie op dit
klaagschrift schriftelijke aantekeningen gemaakt over de noodzaak om de spoedeisendheid van een verzoek tot blokdoorwerking toe te lichten. Hierna is er over het verzoek geen contact meer geweest. De advocaat heeft in een reactie gedateerd op 20
februari 2012 het verzoek om blokdoorbreking nader toegelicht. Deze reactie is echter pas op 27 februari 2012 per fax ontvangen. Het afdelingshoofd heeft in een gesprek met klaagster afgesproken dat haar advocaat haar op 1 maart 2012 kon bezoeken.
Desgevraagd wilde ze de klacht nog steeds behandeld zien. Op 1 maart 2012 vond de behandeling van de klacht al plaats. De maandcommissaris heeft de klacht met voorrang op een zitting laten zetten. Het was voor de directeur niet meer mogelijk om tijdig
te reageren. De directeur is niet te spreken over de communicatie wat dit betreft. De directeur heeft er alles aan gedaan om klaagster alsnog tegemoet te komen. De directeur is dan ook van mening niet tekort te zijn geschoten in haar zorgplicht en dat
is de reden voor het ingestelde beroep.

Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsvrouw staat klaagster vanaf het begin van haar strafzaak bij. Eerder hebben er interne strubbelingen plaatsgevonden tussen (bepaalde leden van de) directie en klaagster. Klaagsters raadsvrouw heeft als primaire uitgangspunt dat zij zich niet in
deze kwesties mengt, tenzij haar klanten tekort worden gedaan in hun recht op een eerlijk proces (artt. 47 en 48 van het EU-Handvest van de Grondrechten en artikel 6 van het EVRM). De raadsvrouw heeft zich tweemaal moeten mengen. Het eerste incident
betreft een terugbelverzoek. Het beklag hiertegen is gegrond verklaard. Het tweede incident betreft het onderhavige beklag. Voorafgaand aan het faxbericht van 15 februari 2012 heeft de secretaresse van de raadsvrouwe eerst telefonisch contact opgenomen
omtrent het op de juiste wijze indienen van een dergelijk verzoek. Na enig aandringen is door het secretariaat van de directeur geadviseerd een brief te schrijven. Na de brief gefaxt te hebben, werd die per ommegaande teruggefaxt met daarop een
handgeschreven afwijzing en daarachter gehecht kopieën met onduidelijk strepen erin weergegeven. Het was niet duidelijk waarop de afwijzing gebaseerd was. Dezelfde dag is een klacht ingediend. In reactie hierop heeft de plaatsvervangend directeur
wederom de klacht teruggestuurd met daarop handgeschreven aantekeningen. Daarna heeft de raadsvrouw het verzoek voor blokdoorbreking op 21 februari nader gemotiveerd. Dit in tegenstelling tot wat de directeur beweert. De commissie van toezicht heeft de
directeur kopieën verzonden van de brieven van de raadsvrouw. De raadsvrouw is op de hoogte van de regeling over bezoektijden. De reden van het verzoek was dat de registraties op last van de rechtbank door het Openbaar Ministerie moesten worden gevoegd
in het strafdossier. Deze registraties zijn in een zeer laat stadium door het Openbaar Ministerie gevoegd. Reden waarom de verdediging de beelden niet eerder met klaagster kon bekijken. De raadsvrouw en klaagster dienden voorafgaande aan de zitting
eventuele aanvullende onderzoekswensen tijdig bij de rechtbank in te dienen.

3. De beoordeling
Ook al is, gezien de brief van de raadsvrouwe van 15 februari 2012, de noodzaak van het verzoek om blokdoorbrekend bezoek niet toegelicht, dient de directeur de afwijzing van een dergelijk verzoek te motiveren. Het terugfaxen naar de advocaat van het
verzoek met de aantekening “niet akkoord” en een paraaf is niet voldoende. Daar staat tegenover dat indien, zoals de raadsvrouwe in haar reactie in beroep heeft gesteld, bij die fax van de directie “voor ons onduidelijke kopieën met onduidelijke
strepen
erin “ zijn meegestuurd, het voor de hand had gelegen dat door of namens de raadsvrouwe om een verduidelijking was verzocht. Wat er verder zij van het zich bij de stukken bevindende schrijven van de raadsvrouwe van 20 februari 2012 waarin de motivering
van het verzoek wel voorkomt - deze blijkens het faxnummer van de advocaat afkomstige fax houdt in dat deze eerst op 27 februari 2012 bij de inrichting is binnengekomen - deze onderbouwing van het verzoek betrekking hebbende op een bezoek op 21
februari
2012 is, ook al zou zij op 20 februari 2012 zijn verstrekt, in elk geval niet zo tijdig geschied, dat de directeur daarop, mede gelet op de organisatorische consequenties, tijdig een weloverwogen beslissing kon nemen.
Nu ten slotte alsnog is gezorgd voor een bezoek van de advocaat aan klaagster op 1 maart 2012, derhalve voor de geplande behandeling van de strafzaak op 5 maart 2012, is de beroepscommissie van oordeel dat klaagster niet in haar belangen is geschaad.
Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.W. van Zuijlen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven