Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1378/TA, 27 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 12/1378/TA

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2012 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W.A. Offermanns, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
locatiemanager zorg, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de weigering met ingang van 29 september 2011 post van dhr. M. en dhr. Ter S. aan klager uit te reiken en post van klager aan deze personen te verzenden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn specifieke gevallen denkbaar waarin niet kan worden volstaan met een in de Bvt geregelde postmaatregel maar alle post van of voor een bepaalde persoon wordt geweigerd zonder dat deze eerst gelezen wordt. In klagers geval is daar sprake van, nu
genoemde personen beiden zijn veroordeeld voor soortgelijke delicten als klager en zij zich alle drie in de Van Mesdag bezighielden met kinderporno. Het contact van klager met hen ligt zozeer in de sfeer van de delicten waarvoor zij veroordeeld zijn,
dat ieder contact delictgevaarlijkheid bewerkstelligt en de behandeling kan schaden. Aanvankelijk is wel volstaan met het uitoefenen van toezicht op de post, maar het postcontact leidt af van de focus van de behandeling. De inrichting doet haar
uiterste
best de behandeling van klager een kans van slagen te doen hebben. In de Van Mesdag is het fout gegaan.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Als het al mogelijk is af te wijken van de wettelijke regeling betreffende het toezicht op post, rechtvaardigen de feiten en omstandigheden dat niet. Tussen 2009 en 2012 heeft zich geen incident met betrekking tot kinderporno meer voorgedaan. In
klagers
post is daar tenminste geen enkel aanknopingspunt voor te vinden. Klager en genoemde personen schreven enkel over hun relatie. Klager had niet weg gehoeven uit de Van Mesdag, maar is na het kinderporno-incident in die inrichting overgeplaatst. In de
Van
der Hoevenkliniek is geen behandelrelatie tot stand gekomen, omdat klager zijn delict niet in de groep openbaar wil maken. Door klager af te sluiten van contact met M. en Ter S. wil de inrichting klager onder druk zetten om zijn delict wel openbaar te
maken. Dit is een oneigenlijk gebruik van de postmaatregel.
Klager heeft op dit moment geen contact meer met dhr. M. De inrichting beweert dat de relatie tussen klager en dhr. Ter S. beëindigd is, maar zij hebben trouwplannen. Klager wilde eerst trouwen en daarna aan zijn behandeling meewerken. Inmiddels wil
hij
zich eerst richten op de behandeling en daarna, als hij meer vrijheden heeft of in vrijheid is, gaan trouwen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 35, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid te stellen beperkingen, het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen.
De in het tweede tot en met vijfde lid genoemde beperkingen zien op het openen van post ter controle op aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen (tweede lid), het houden van toezicht (derde lid) dat kan worden beperkt tot bepaalde personen of instanties
(vierde lid) en het weigeren van de verzending of uitreiking van bepaalde brieven, poststukken en bijgesloten voorwerpen (vijfde lid). De in het derde tot en met vijfde lid genoemde beperkingen kunnen worden opgelegd indien ze noodzakelijk zijn met het
oog op de in het derde lid van artikel 35 Bvt genoemde belangen.
Volgens de Memorie van toelichting op artikel 35 Bvt (onder de oude nummering artikel 34 Bvt) kan de in het vijfde lid bedoelde beperking alleen plaatsvinden nadat van de inhoud van de brief of het poststuk kennis is genomen.

Het staat vast dat de inrichting op 29 september 2011 de (voor onbepaalde tijd geldende) beslissing heeft genomen tot weigering post van M. en Ter S. aan klager uit te reiken en post van klager aan hen te verzenden, zonder deze post tevoren te lezen.
Zoals ter zitting namens het hoofd van de inrichting is verklaard, is klagers behandeling leidend voor het opleggen van deze maatregel. Door deze handelwijze moet volgens de inrichting de wettelijke regeling in artikel 35 Bvt wijken voor de behandeling
van klager, hetgeen met zich meebrengt dat klagers rechten daaraan ondergeschikt worden gemaakt, terwijl de wet in de mogelijkheid daartoe niet voorziet, ook niet bij wijze van uitzondering.
De onderhavige beslissing is daarom in strijd met de wet.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven