Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2322/GV, 21 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2322/GV

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juli 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager vindt dat hij een kans verdient voor verlof. Dit vooruitlopend op zijn medewerking aan TR voor de toekomst. Ten aanzien van de huidige ten laste legging is klager een ontkennende verdachte. Er kan hem niets aangerekend worden. De proeftijd en
het
niet houden aan de voorwaarden gelden ook. Klager wil samen met de reclassering werken aan zijn situatie en omstandigheden. Een verlof is juist een stap om te laten zien dat klager in staat is om zich aan de voorwaarden en begeleiding te houden.
Daarnaast gedraagt klager zich perfect in detentie. Klager wil graag met verlof voor de duur van 30 of 60 uur.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een ruim strafblad op het gebied van vermogens- en geweldsdelicten en klager is wederom veroordeeld voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft reclasseringsbegeleiding als voorwaarde opgelegd. Dit betekent dat klager zich direct na
zijn
invrijheidstelling dient te melden. Intensieve begeleiding is aangewezen. Verlof zonder intensieve begeleiding is daarom niet aan de orde. Daarnaast zijn de feiten waarvoor klager veroordeeld is gepleegd in een proeftijd van een eerdere veroordeling.
Er
is geen vertrouwen in een goed verloop van het aangevraagde verlof, nu klager heeft laten zien dat het stellen van voorwaarden geen garantie is dat klager zich daaraan zal houden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft aangegeven dat klager een ruim strafblad heeft op het gebeid van vermogens- en geweldsdelicten. Na de invrijheidstelling is direct intensieve begeleiding nodig. Zolang deze begeleiding niet
gerealiseerd is, is verlof niet aan de orde. Tevens is er sprake van de risico’s van maatschappelijke onrust en ongewenste slachtofferconfrontatie en een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van twee dagen te ondergaan. De fictieve einddatum van de detentie valt
op of omstreeks 12 juli 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Bij vonnis van 17 augustus 2011 is klager veroordeeld voor twee feiten, namelijk een inbraak op een bedrijventerrein en een poging tot woninginbraak. Deze feiten zijn gepleegd in een proeftijd van een eerdere veroordeling waarbij (deels) een
voorwaardelijke straf is opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur van de p.i. Lelystad, een afwijzing van
klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten
van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 21 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven