Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1850/GB, 14 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1850/GB

Betreft: [klager] datum: 14 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) dan wel deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 juni 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 1 februari 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De inrichting waar klager thans verblijft probeert al geruime tijd om klager te laten deelnemen aan een z.b.b.i./p.p.-traject. Klager is benaderd met de vraag of hij wilde deelnemen aan
een traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR). Vanuit de inrichting ligt er al geruime tijd een positief advies voor plaatsing in een z.b.b.i. en deelname aan een p.p. De selectiefunctionaris heeft echter negatief beslist op klagers verzoek.
De beslissing is met name gebaseerd op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM). In dit advies staat echter alleen dat sprake zou zijn van een “mogelijke confrontatie met slachtoffers en nabestaanden met mogelijk geweld tot gevolg”. Zowel
de inrichting als de selectiefunctionaris hebben het OM om een nadere onderbouwing gevraagd. In een nadere onderbouwing geeft het OM aan dat de slachtofferproblematiek voortkomt uit de aard van het gepleegde delict, namelijk moord. Volgens het OM zou
een slachtofferconfrontatie mogelijk tot geweld kunnen leiden. Volgens klager wordt hiermee evenmin het advies van het OM voldoende onderbouwd, nu enkel het woord “moord” is toegevoegd. De vrees voor confrontatie met de slachtoffers/nabestaanden wordt
niet onderbouwd. Tevens is klagers verzoek afgewezen in verband met het hoge recidiverisico. Het is klager niet duidelijk waar deze informatie vandaan komt. Uit de Risc kwam namelijk naar voren dat het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat. De
bestreden beslissing kan volgens klager dan ook niet in stand blijven. Namens klager wordt verwezen naar een brief aan de selectiefunctionaris waarin klager zijn visie op de gehele situatie weergeeft.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor moord tot 13 jaar en 8 maanden gevangenisstraf. Klager heeft aangegeven dat hij door een groep is aangevallen en uit zelfverdediging heeft
gehandeld. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Het OM stelt dat de kans op een ongewenste confrontatie met slachtoffers aanwezig is en dat dit kan leiden tot geweld. De politie en de directeur van de p.i. Krimpen aan den
IJssel adviseren positief ten aanzien van klagers verzoek. De reclassering heeft na onderzoek aangegeven dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat. Ook is er een risico op het onttrekken aan voorwaarden aanwezig. De geïndiceerde interventie
- ambulante behandeling bij Palier GGZ - zou vanuit een z.b.b.i. kunnen plaatsvinden. Er is echter nog geen start gemaakt met een dergelijk traject. Gelet op het feit dat de slachtoffers in Den Haag wonen en klager zijn verlof ook in Den Haag wil gaan
doorbrengen, acht de selectiefunctionaris de kans op slachtofferconfrontatie groot. Daarbij kan een confrontatie, gelet op het advies van het OM, mogelijk tot geweld leiden. Dit maakt dat er volgens de selectiefunctionaris risico’s op verstoring van de
openbare orde en maatschappelijke onrust aanwezig zijn. Gelet hierop is klagers verzoek afgewezen. Een verblijfadres buiten Den Haag alsmede een start met een behandeling met betrekking tot het recidivegevaar, zouden een aanzet kunnen zijn tot
detentiefasering.

4. De beoordeling
1.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.1. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.2. De bestreden beslissing is met name gebaseerd op het negatieve advies van het OM, waarin wordt gewezen op een mogelijke confrontatie met slachtoffers en nabestaanden. Uit de stukken blijkt dat door de inrichting aan het OM is verzocht het
advies
nader te onderbouwen. Gevraagd is of er een mogelijkheid bestaat het risico op slachtofferconfrontatie te beperken door middel van bijvoorbeeld een gebiedsverbod of meldingsplicht. In een nadere onderbouwing heeft het OM toegelicht dat de
slachtofferproblematiek voortkomt uit de aard van het delict, namelijk moord. Een confrontatie met nabestaanden leidt volgens het OM mogelijkerwijs tot geweld. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het risico op slachtofferconfrontatie, ook na
nadere onderbouwing van het OM, onvoldoende geconcretiseerd, zodat het advies van het OM onvoldoende zwaarwegend is om aan overplaatsing naar een z.b.b.i. in de weg te staan. Te meer nu uit de stukken blijkt dat het verlofadres door de politie is
goedgekeurd, de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel positief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek en in de TR-rapportage wordt geadviseerd om klager in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een zogenoemd “stapeltraject”
z.b.b.i./p.p. Bovendien volgt uit het selectieadvies dat, anders dan de selectiefunctionaris stelt, het recidiverisico door de reclassering is ingeschat als hoog gemiddeld en de reclassering van mening is dat klager zich zal houden aan de gestelde
voorwaarden.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven