Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1536/TB, 17 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1536/TB

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 mei 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. drs. O.O. van der Lee om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om hem over te plaatsen naar een tbs-(behandel)inrichting subsidiair naar een andere longstayvoorziening van de Pompestichting, te weten de locatie Zeeland, afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 24 augustus 1992 geplaatst in FPC de Pompestichting en op 16 januari 2002 geplaatst in (het toenmalige) FPC Flevo Future
locatie Amsterdam.
Klager is op 20 februari 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC de Pompestichting, locatie Vught. Klager is op 7 september 2011 door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien en op 7 september 2011 heeft de LAP geconcludeerd dat de
op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Staatssecretaris heeft op 19 september 2011 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.
Het beroep nr. 11/3147/TB, dat tegen laatstgenoemde beslissing is ingesteld, is door de beroepscommissie op 6 februari 2012 ongegrond verklaard.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is zeer ontevreden over zijn huidige plaatsing in de longstayvoorziening te Vught. Het regime is vergelijkbaar met dat van een gevangenis. Hem wordt niet de kwaliteit van leven geboden, waar hij gelet op zijn longstaystatus recht op heeft.
Anders
dan in klagers eerdere verzoek wenst hij primair overplaatsing naar de longstayvoorziening van de Pompestichting locatie Zeeland, waar zijn partner verblijft. Subsidiair wenst hij te worden overgeplaatst naar een andere tbs-inrichting. Bij
niet-ontvankelijkverklaring van het beroep met betrekking tot de interne overplaatsing naar de locatie Zeeland, verzoekt klager de beroepscommissie om doorzending van het verzoek naar het hoofd van de Pompestichting en ten overvloede een opmerking ter
zake te maken.
In de locatie Zeeland zijn tbs-gestelden langer uitgesloten. Er is een grotere buitenruimte met sportfaciliteiten. Bibliotheek en faciliteiten voor levensbeschouwelijke bezinning zijn aanwezig op de afdeling.
Klager verblijft al meer dan twintig jaar in tbs-inrichtingen en de vooruitzichten op verandering zijn somber. Redelijkheid en billijkheid brengen met zich mee dat zijn verblijf plaats dient te vinden onder de meest humane condities.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Voor wat betreft de afwijzing van klagers verzoek om interne overplaatsing naar de locatie Zeeland is klager niet-ontvankelijk in het beroep, nu deze beslissing niet voor beroep vatbaar is, gelet op het bepaalde in artikel 69 van de Bvt.
Klager verblijft sinds 20 februari 2006 in een longstayvoorziening van de Pompestichting. Zijn longstaystatus is in 2011 herbeoordeeld en op 19 september 2011 is beslist om zijn longstayvoorziening in de Pompestichting voort te zetten. De
beroepscommissie heeft deze beslissing als redelijk beoordeeld op 6 februari 2012. Klager heeft in beroep geen argumenten naar voren gebracht die een overplaatsing naar een behandelinrichting thans wel zouden kunnen rechtvaardigen. Niet gebleken is dat
klager in de longstayvoorziening te Vught onvoldoende kwaliteit van leven wordt geboden. Tevens is niet aangetoond dat de wettelijke voorschriften daar niet in acht zouden worden genomen.

4. De beoordeling
Voor wat betreft de afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing naar de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland overweegt de beroepscommissie dat dit een interne overplaatsing betreft en geen beslissing van de Staatssecretaris waartegen
op grond van het bepaalde in artikel 69 van de Bvt beroep kan worden ingediend. De beroepscommissie kan klager derhalve niet in dit onderdeel van het beroep ontvangen. Zij zal, zoals namens klager is gevraagd, dit onderdeel van het beroep doorsturen
naar het hoofd van de Pompestichting, maar ziet geen reden om een overweging ten overvloede aan dit onderdeel van het beroep te wijden.

Ten aanzien van de afwijzing van klagers verzoek om hem naar een andere tbs-(behandel)inrichting over te plaatsen overweegt de beroepscommissie het volgende.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 20 februari 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.

De beroepscommissie heeft bij uitspraak 11/3147/TB van 6 februari 2012 aan de hand van uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, waaronder de herbevestiging van klagers longstaystatus door
de LAP van 7 september 2011, klagers beroep tegen voortzetting van de plaatsing in de longstayvoorziening van de Pompestichting ongegrond verklaard. Door en namens klager zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd die thans tot het oordeel
zouden dienen te leiden dat de voortzetting van de plaatsing in de longstayvoorziening van de Pompestichting onredelijk en/of onbillijk zou zijn. Derhalve kan de afwijzing van klagers verzoek om hem naar een andere tbs-(behandel)inrichting over
plaatsen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve op dit punt ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven