Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1870/GM, 17 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1870/GM

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 juni 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 mei 2012, betreft het niet bezoeken door de inrichtingsarts terwijl klager in een strafcel verbleef in de periode van 6 tot en met 9 mei 2012.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager handhaaft zijn stelling dat hij gedurende zijn verblijf in de strafcel tussen 6 en 9 mei 2012 geen bezoek heeft gehad van een vertegenwoordiger van de medische dienst. Nu de medisch adviseur anders bericht,
wil hij graag de naam van de verpleegkundige weten die hem toen zou hebben bezocht en ook wil hij horen of hij toen medische klachten heeft aangegeven.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is tijdens zijn verblijf in de strafcel gezien door een door de inrichtingsarts met name genoemde verpleegkundige.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat uit het medisch dossier van klager blijkt dat hij tijdens zijn verblijf in de strafcel op 6 mei 2012 is gezien door een verpleegkundige en dat toen geen lichamelijke problemen bij klager zijn geconstateerd. Voorts is
hij op 9 mei 2012, terwijl hij nog steeds in de strafcel verbleef, andermaal gezien door een verpleegkundige, waarbij wordt opgemerkt dat klager last had van (chronische) rugklachten, waarvoor hem medicatie is voorgeschreven.

Nu vastgesteld is dat klager tijdens zijn verblijf in de strafcel is gezien door een medewerker van de medische dienst, moet worden geoordeeld dat het handelen namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven