Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1802/GB, 16 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1802/GB

Betreft: [klager] datum: 16 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.J.H. Coumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 augustus 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. Het OM en de politie hebben echter zeer algemene bewoordingen gebruikt en zij hebben niet gespecificeerd op welke
wijze deze bezwaren op klager van toepassing zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de locatie Zuyder Bos blijkt dat het OM negatief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i., vanwege het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins
betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf, het risico van maatschappelijke onrust en het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Het OM heeft
het
negatieve advies als volgt onderbouwd. Klager is veroordeeld voor het plegen van een gewelddadige overval. Klager heeft telkens gezwegen over hetgeen gebeurd is en hij heeft bij de rechtbank een verklaring afgelegd die als ongeloofwaardig wordt
aangemerkt. Hieruit blijkt dat klager geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Klager heeft, ondanks zijn jeugdige leeftijd, reeds een fors strafblad met vermogens- en geweldsdelicten, zodat het gevaar voor herhaling groot is. De politie is
tweemaal aangeschreven inzake het opgegeven verlofadres. De politie heeft beide keren bezwaar gemaakt, omdat zij het in het kader van het zogenaamde ‘donkere-dagen-offensief’ – het voorkomen van overvallen – niet raadzaam vindt om iemand die
veroordeeld
is voor het plegen van een overval (regimesgebonden) verlof toe te kennen.
In het reclasseringsadvies dat ten behoeve van klagers rechtszaak is opgesteld, worden de mogelijkheden voor detentiefasering niet beschreven. De reclassering geeft in dit advies wel aan dat het niet mogelijk is om klagers recidiverisico in te
schatten,
omdat klager het delict ontkent. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
Per 9 april 2011 is de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) veranderd. Artikel 19, achtste lid, van de Regeling bepaalt dat het advies van de reclassering een noodzakelijke voorwaarde is voor het toekennen van regimesgebonden
verlof.
De selectiefunctionaris meent dat klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i., gelet op de negatieve adviezen van het OM en de politie en het ontbreken van een reclasseringsadvies met betrekking tot het verlenen van regimesgebonden verlof, niet
voor inwilliging vatbaar is.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
de ernst van het delict waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld en het feit dat klager beschikt over een fors strafblad. Voorts moet aan het advies van het Openbaar Ministerie een belangrijk gewicht worden toegekend, nu het hoger beroep in
klagers strafzaak nog dient en in dit advies wordt gewezen op het risico van slachtofferconfrontatie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat de stelling van de selectiefunctionaris dat klager niet kan worden overgeplaatst naar een b.b.i. omdat het reclasseringsadvies zoals bedoeld in artikel 19, achtste lid, van de Regeling, ontbreekt niet
juist is. Uit de toelichting bij dit artikel (Stcr. 7 april 2011, 6043) volgt dat gebruik kan worden gemaakt van het reclasseringsadvies dat is uitgebracht tijdens het gerechtelijk voortraject.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van P.A.M. Peters, secretaris, op 16 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven