Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1798/GB, 20 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/798/GA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 27 februari 2012 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Krimpen aan den IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover hiertegen beroep is ingesteld, het feit dat klager zijn radio niet onder zijn berusting mag houden (160).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft niet in acht genomen dat klager zijn spullen gedurende zijn detentie eenmaal heeft uitgevoerd en weer heeft ingevoerd toen klager naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) werd overgeplaatst en vandaar in een gesloten
inrichting werd geplaatst. Er is dus tijdelijk geen zicht geweest op de radio. Klager valt niet onder de overgangsregeling.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef in 2006 in detentie in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Toen heeft hij in detentie een radio aangeschaft en die is verzegeld. In 2008 is hij overgeplaatst naar Alphen aan den Rijn en in 2009 is klager naar een beperkt beveiligde
inrichting (b.b.i.) overgeplaatst. Vanuit de b.b.i. is klager in het h.v.b. Breda geplaatst en sinds 2011 is klager weer terug in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Bij binnenkomst in het h.v.b. Breda is de radio weer gecontroleerd en verzegeld. In het
h.v.b. Breda heeft het personeel ook geadviseerd de spullen te laten vervoeren door DV&O vanwege de overgangsregeling. Die houdt in dat je vanaf 1 februari 2010 geen radio mag invoeren, maar er is niets geregeld over spullen die meegaan vanwege een
overplaatsing. Klager heeft de radio op 25 april 2012 op cel mogen houden. Tot die tijd heeft hij een radio voor € 2,= per week moeten huren. Dit terwijl zijn radio in het bad was opgeslagen. Klager moet nog zes jaar in detentie verblijven. Hij betaalt
dan honderden euro’s voor een radio die niet eens € 40,= kost. Dat is onredelijk.

3. De beoordeling
Bij uitspraak van 9 juni 2011 (kenmerk 10/1268/GA) heeft de beroepscommissie – kort gezegd – bepaald dat, indien het een gedetineerde eerder was toegestaan om onder meer zijn eigen radio op cel te hebben, deze radio bij een overplaatsing verzegeld is
gebleven en telkens is meeverhuisd en de radio nimmer is uitgevoerd, de gedetineerde onder die omstandigheden dient te vallen onder de overgangsregeling van de p.i. Krimpen aan den IJssel.

In dit geval staat vast dat klager eerder in de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft verbleven en dat hij toen zijn verzegelde radio op cel mocht houden. Eveneens staat vast dat sprake is van dezelfde detentie en niet weersproken is dat het nog altijd
dezelfde (verzegelde) radio betreft. Klager heeft zich beroepen op de overgangsregeling. De directeur meent dat deze niet op klager van toepassing is.

De beroepscommissie oordeelt dat, nu klager gedurende zijn detentie tijdelijk heeft verbleven in een b.b.i. – een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau – geen sprake is van een ononderbroken verblijf in een gecontroleerde setting. De
overgangsregeling geldt dus niet.
Dit betekent dat de directeur kan bepalen dat klager geen beroep kan doen op de overgangsregeling. Immers, klager heeft bij zijn plaatsing in het h.v.b. Breda zijn spullen opnieuw moeten invoeren. Gezien het vooroverwogene oordeelt de beroepscommissie
dat het beroep van de directeur gegrond dient te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag met nummer 160 alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven