Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0951/GA, 6 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/951/GA

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 maart 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn klager en de plaatsvervangend directeur van de p.i. Lelystad, mevrouw [...], gehoord. Klagers raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, heeft schriftelijk
laten
weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel en een ordemaatregel van uitsluiting van de arbeid voor de duur van veertien dagen, wegens diefstal van rijkseigendom en het plegen van fraude met de kassa. Tevens
betreft het beklag het feit dat klager niet meer in aanmerking komt voor een baantje in de winkel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er waren in totaal vier gedetineerden werkzaam in de winkel, waaronder klager. Eén gedetineerde vulde steeds een box met de bestelde
boodschappen. Vervolgens haalde klager de producten uit de box. Een andere gedetineerde las de bestellijst hardop en klager scande de producten. Als er teveel producten in een box zaten, werden deze teruggezet in de schappen. De andere gedetineerde
toetste vervolgens op de kassa de aantallen van de producten in en drukte op “bon”. De boodschappen gingen vervolgens weer in de box en de box werd dichtgemaakt. In de boxen van de drie andere - in de winkel werkzame - gedetineerden zijn producten
aangetroffen die niet waren aangeslagen. Bij klager niet. Klager kon niet altijd zien wat de andere gedetineerden in de winkel deden. Ook kon hij de gedetineerde die achter de kassa werkte niet controleren. Bovendien werden de boxen buiten klagers
gezichtsveld afgesloten. Volgens klager kan hij dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de niet aangeslagen producten. In ieder geval één gedetineerde die ook samen met klager in de winkel werkte, is niet disciplinair gestraft en werkt nog
steeds in de winkel. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De handtekening op de schriftelijke mededeling is van het hoofd veiligheid. Hij is aangewezen als plaatsvervangend directeur en hij is bevoegd om
disciplinaire straffen op te leggen. De medewerker die de schriftelijke mededeling heeft uitgedeeld, is daartoe bevoegd. Alle medewerkers zijn daartoe namelijk bevoegd. Het klopt inderdaad dat, zoals klager stelt, de boxen werden ingepakt door een
andere gedetineerde. Klager moest vervolgens de box leeghalen en de producten op tafel zetten. De gedetineerde achter de kassa las de bestellijst op en klager scande de producten. Vervolgens verschenen de producten op het scherm van de kassa. De
gedetineerde achter de kassa toetste vervolgens het aantal producten in. Alles gebeurde in het zicht. Omdat de voorraad op een gegeven moment al enige tijd niet klopte en er geruchten gingen dat er werd gefraudeerd met de boxen, heeft er een controle
plaatsgevonden. In verschillende boxen zijn producten aangetroffen die niet waren aangeslagen. Er zijn twee gedetineerden, waaronder klager, betrokken bij de controle van de inhoud van de box met de bestellijst/bon. Klager en deze andere gedetineerde
hebben dezelfde straf gekregen. In de winkel hangen camera’s. Camerabeelden zijn echter niet bewaard gebleven. Ten slotte geeft de directeur aan dat klager altijd heel goed heeft gewerkt. Klager heeft inmiddels een baan als afdelingsreiniger.

3 De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat, hoewel de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf en ordemaatregel is ondertekend, daarop niet is vermeld wie de straf en ordemaatregel heeft opgelegd. Derhalve is sprake van een formeel gebrek.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. In de schriftelijke mededeling is vermeld dat aan klager een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel wordt opgelegd en dat klager voor de duur van twee weken zal worden
uitgesloten van de arbeid, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van rijkseigendom en het plegen van fraude met de kassa. De beroepscommissie is van oordeel dat een zodanige ernstige (en dubbele) beschuldiging voldoende dient te worden
ondersteund. Gelet op hetgeen volgt uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en fraude. Te meer nu is gebleken dat de
directeur de camerabeelden die de beschuldigingen zouden kunnen ondersteunen, niet heeft bewaard.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming
zal
worden toegekend van € 30, =.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30, =.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. Th. E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 augustus 2012

De voorzitter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.

secretaris voorzitter

Naar boven