Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2164/GV, 3 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2164/GV

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij is in het bezit van diverse Duitse rijbewijzen. Het rijbewijs voor het rijden op een vrachtauto van 40 ton is verlopen. Klager dient medisch gekeurd te worden. Het Duitse consulaat heeft hem
doorverwezen
naar Marl in Duitsland, waar het Duitse CBR is gevestigd. Met zijn mentor heeft klager informatie ingewonnen bij de RDW en het CBR of er iets te regelen valt in Nederland, maar dit is niet het geval. Wanneer klager niet de mogelijkheid krijgt om zich
medisch te laten keuren in Duitsland zal zijn rijbewijs ongeldig worden verklaard en zal hij in de toekomst opnieuw examen moeten doen met alle bijkomende kosten van dien. Het niet in bezit hebben van zijn ‘groot rijbewijs’ zal zijn kansen op de
arbeidsmarkt aanzienlijk verkleinen. Klager is chauffeur van beroep. Wanneer hij verlof zou krijgen van 07.00 uur tot en met 21.00 uur kan hij alles regelen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft momenteel in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Hij heeft daar werk als chauffeur en dat kan hij zonder zijn Duitse rijbewijs uitvoeren. Er is geen noodzaak om klagers verzoek te honoreren. Hij geeft zelf aan dat hij
opnieuw examen moet doen na detentie met daaraan voor hem verbonden kosten.
De vrijhedencommissie heeft een negatief advies afgegeven in verband met het ontbreken van een noodzaak om het rijbewijs te verlengen en aangegeven dat klager bovendien tijdens zijn detentie niet de landsgrenzen over mag. Er kan er een reële kans
bestaan dat klager niet terugkeert uit Duitsland, omdat zijn gezin in Dortmund woont. Omstandigheden als vermeld in artikel 5 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, hierna de Regeling, zijn niet aan de orde. Na detentie kan klager zijn
rijbewijs in Duitland verlengen.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de z.b.b.i. Haaglanden heeft in verband met het niet kunnen aantonen van noodzaak en het feit dat klager met zijn huidige rijbewijs op een vrachtwagen kan rijden negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde vermogensdelicten. Klagers datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 3 december 2012.

Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is.

In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling zijn de omstandigheden uitgewerkt, waarin incidenteel verlof kan worden verleend. Vaststaat dat een medische keuring in het buitenland/verlenging van een rijbewijs in het buitenland in deze artikelen
niet
wordt vermeld.

Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Staatssecretaris in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde, aan wie incidenteel verlof is verleend, in het buitenland verblijft. Uit de Nota van toelichting op dit artikel volgt
dat daarbij te denken valt aan gevallen, waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde is overleden.

Daargelaten de vraag of de noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof aanwezig is, is het verzoek onvoldoende onderbouwd met schriftelijke bescheiden. Gelet hierop kan de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven