Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0305/GA, 3 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/305/GA

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 20 januari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2012, gehouden in de p.i. Ter Apel, zijn [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel verschenen en gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Klagers raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Bij die
gelegenheid is om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht tot een zitting op een latere datum.

Van hetgeen door de directeur en de juridisch medewerker ter zitting naar voren is gebracht, is verslag opgemaakt, welk verslag ter kennisneming is verzonden aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur. Klager en zijn raadsvrouw zijn daarbij in de
gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten en om te reageren op hetgeen door en namens de directeur ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht.
Klagers raadsvrouw heeft bij brief van 21 juni 2012 een schriftelijke reactie aan de beroepscommissie gezonden. Een kopie van die reactie is aan de directeur ter kennisneming gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was sprake van een ingrijpende situatie in de persoonlijke levenssfeer van klager. De inrichting heeft geprobeerd daar heel zorgvuldig mee om te gaan. In eerste instantie is klager op 13 en 14 juli 2011 in de gelegenheid gesteld om zijn moeder, die
terminaal ziek was, te bezoeken. Daartoe heeft hij toen onbegeleid verlof genoten. Kort na dat bezoek, en wel op 18 juli 2011 heeft klager opnieuw om verlof verzocht om zijn moeder te kunnen bezoeken. Op basis van het advies van de medisch adviseur is
dat verzoek toen afgewezen. Klager heeft uiteindelijk, kort voor het overlijden van zijn moeder, haar alsnog kunnen bezoeken en hij is in de gelegenheid gesteld de crematieplechtigheid van zijn moeder bij te wonen. Overigens was er na het eerste verlof
enige twijfel ten aanzien van klager in verband met mogelijk cocaïnegebruik tijdens het verlof. Omdat de gevonden cocaïnewaarde onder de grenswaarde lag, is besloten daar verder geen rekening mee te houden.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Allereerst wordt hetgeen in beklag naar voren is gebracht gehandhaafd. Klager stelt zich op het standpunt dat er bij de bestreden beslissingen van de directeur sprake is geweest van een onzorgvuldige belangenafweging. Klagers moeder was stervende. Om
die reden heeft de rechtbank vervroegd vonnis gewezen, waardoor klager in een gevangenisregime kon worden geplaatst. Hierdoor zou verlof kunnen worden verleend. De directeur heeft dat verzoek om verlof vervolgens afgewezen. De directeur heeft zijn
beslissing gebaseerd op het advies van de Medisch Adviseur. Deze gaf aan dat de toestand van klagers moeder ernstig was maar niet acuut. Dat standpunt werd tegengesproken door de eigen arts van de moeder van klager. Dat standpunt van die arts is de
directeur herhaaldelijk ter kennis gebracht. Daarin werd aangegeven dat moeders leed ondragelijk was en dat inmiddels de beslissing tot versterving was genomen. Alleen door druk van de raadsvrouw en de arts van klagers moeder heeft de directeur
uiteindelijk alsnog verlof toegekend. Het proces tot versterving was daarvoor inmiddels uitgesteld. Het lijden van klagers moeder heeft daardoor langer geduurd dan nodig. Klager heeft afscheid kunnen nemen van zijn moeder. Tijdens klagers terugreis
naar
de inrichting is zijn moeder overleden. Klager is van mening dat het standpunt van de behandelend arts zwaarder had moeten wegen. Klagers moeder was nagenoeg zijn enige contact met de buitenwereld. De verwerking van het verlies zal langere tijd duren.
Door het niet verlenen van verlof is klager verbitterd geraakt en wordt het verwerkingsproces bemoeilijkt en vertraagd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is.
Op grond van art 23 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor bezoek aan (onder meer) een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende ouder van de gedetineerde.

Vastgesteld kan worden dat klager – in de week voorafgaand aan de bestreden beslissing – in de gelegenheid is gesteld een bezoek te brengen aan zijn moeder, die terminaal ziek was. Ook staat vast dat klager nadien verlof heeft gekregen om zijn moeder
te
bezoeken op de dag waarop zij – na dat bezoek – is overleden. Aan de orde is de vraag of de bestreden beslissing van de directeur van 19 juli 2011 bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid
kon worden genomen. De beroepscommissie beantwoordt die vraag bevestigend. De directeur heeft de bestreden beslissing gegrond op het advies van de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In dat advies (van 18 juli 2011) heeft de
Medisch Adviseur aangegeven dat hij informatie heeft ingewonnen bij de huisarts van klagers moeder. Naar aanleiding daarvan heeft de Medisch Adviseur geconcludeerd dat een tijdelijk verlaten van de inrichting geïndiceerd was maar dat er daarbij geen
sprake was van spoed. Op dat advies mocht de directeur afgaan. Op grond daarvan kon de directeur mede in aanmerking genomen dat klager zeer kort daarvoor al verlof was verleend (terwijl hij enkele weken nadien alsnog in de gelegenheid is gesteld zijn
moeder te bezoeken) bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de bestreden beslissing(en) nemen.

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven