Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0704/GA en 12/0772/GA, 31 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 12/704/GA en 12/772/GA

betreft: [klager] datum: 31 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

en van klager, gericht tegen de van die hiervoor genoemde uitspraak van de beklagcommissie deel uitmakende beslissing om aan klager ter zake van de gegrondverklaring van (een deel van) het beklag een financiële tegemoetkoming toe te kennen van € 50,=
indien niet
voor 1 april 2012 aan klager de gelegenheid is geboden voor het ontvangen van bezoek zonder toezicht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2012, gehouden in de locatie De Karelskamp te Almelo, is [...], juridisch medewerker bij de locatie Zuid, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsman, mr. B.J. Visser, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en bij die gelegenheid verzocht om aanhouding van de behandeling.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de afwijzing van een bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Allereerst wordt verwezen naar de inhoud van het beroepschrift. Op zich had er misschien wel informatie bij de eerdere inrichting opgevraagd kunnen worden in verband met het verloop van bezoeken zonder toezicht (BZT) van klager. In dit geval heeft de
directeur het feit dat de betreffende bezoekster het slachtoffer was van het door klager gepleegde delict, als contra-indicatie opgevat. Klager heeft daarnaast ook aangegeven dat hij plannen had om zich aan zijn detentie te onttrekken. Die beide feiten
waren voor de directeur aanleiding om het verzoek om BZT af te wijzen. Klager wil na zijn invrijheidstelling weer bij zijn familie gaan wonen. De inrichting probeert daarom een gefaseerde terugkeer te regelen. Er is, over klagers situatie, contact
geweest met het bureau jeugdzorg en het bureau gedetineerdenzaken van de inrichting. Uit die contacten kwam naar voren dat er aanleiding was voor zorgen. Inmiddels heeft het gezin begeleiding van Kairos en er zijn contacten geweest tussen klager en
zijn
gezin in de familiekamer van de inrichting. Nu de directeur er vanuit gaat dat het beklag ongegrond moet worden verklaard, is er geen aanleiding voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

Klager heeft zijn beroep inzake de tegemoetkoming als volgt schriftelijk toegelicht.
De tegemoetkoming is te gering omdat klager door de afwijzing van zijn verzoeken om BZT een aanzienlijke last heeft ondervonden. Hij wenst, naast de eventuele tegemoetkoming van € 50,=, voor de door hem geleden schade te worden gecompenseerd.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op beide beroepen te beslissen terwijl daarnaast het verzoek om aanhouding niet is voorzien van een nadere (inhoudelijke) onderbouwing. Het verzoek om aanhouding van de behandeling zal daarom
worden afgewezen.

De directeur heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat bij hem signalen waren ontvangen, op grond waarvan gevreesd kon worden dat het bezoek zonder toezicht niet goed zou verlopen. Op grond van die signalen kon de directeur het verzoek van klager, bij
afweging van alle in aanmerking komen belangen, in redelijkheid en billijkheid afwijzen. De omstandigheid dat hij niet expliciet navraag heeft gedaan bij de inrichting van herkomst over het verloop van eventuele BZT-en aldaar, doet daaraan niet af. Het
beroep van de directeur is daarom gegrond, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het in beroep aan de orde zijnde beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

Nu het beklag alsnog ongegrond zal worden verklaard, zijn er geen termen voor het toekennen van enige tegemoetkoming aan klager. Gelet daarop is de grondslag voor het beroep van klager komen te ontvallen en moet het beroep van klager ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling af.
Zij verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het in beroep aan de orde zijnde beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep van klager ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven