Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1811/GV, 30 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1811/GV

betreft: [klager] datum: 30 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.P. van Gils, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juni 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. B.J.P. van Gils om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er is sprake geweest van slecht verlopende vrijheden en klager zou gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. Voorts was er een positieve urinecontrole. Klager is op 1 december 2011 overgeplaatst van de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te
Overloon naar de locatie Roermond. Vanaf zijn binnenkomst aldaar is klager correct geweest naar personeel en gedetineerden en er is niet gebleken van het niet nakomen van afspraken. De urinecontrole die heeft plaatsgevonden was negatief. Klager heeft
inmiddels een COVA-training en een ART-training afgerond. De enkele omstandigheid dat klager in eerste instantie heeft aangegeven dat hij niet mee wil werken aan een eventuele behandeling, waarop hij later is teruggekomen in een motivatiebrief, kan
niet
tot de conclusie leiden dat hij weigert mee te werken aan noodzakelijke gedragsinterventies. Om genoemde redenen kan niet langer staande worden gehouden dat er geen vertrouwen is in een goede afloop van het verlof. Klager dient opnieuw de kans te
krijgen om te laten zien dat hij met vrijheden kan omgaan en hij acht een verlof maatschappelijk aanvaardbaar. Klagers verlofadres is goedgekeurd. Klager maakt aanspraak op een vergoeding van de proceskosten op grond van het besluit proceskosten
bestuursrecht.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft geen gedragsinterventies ondergaan. In het advies vrijheden van de locatie Roermond wordt aangegeven dat klagers motivatiebrief nog in behandeling is bij het psycho-medisch overleg (PMO). Er zal nog een intake-procedure moeten volgen.
Klager is aangemeld bij de GGZ [...] te [...]. In de pro-justitia rapportage wordt geadviseerd om een behandeling te ondergaan in een instelling die gespecialiseerd is zwakbegaafdheid in combinatie met een gedragsstoornis. Klager is wisselend in zijn
motivatie.
Klager is per 20 oktober 2011 in de b.b.i. Maashegge geplaatst. Hij heeft zich daar ruim twee uur te laat gemeld. In de b.b.i. Maashegge heeft klager eenmaal een regimair verlof genoten en hij is hiervan niet op tijd teruggekeerd. Klager is voorts
tweemaal te laat op de arbeid verschenen en hem is de sanctie van twee dagen kamerarrest opgelegd. Tijdens een celinspectie is bij klager een tweede t.v. op cel gevonden. Op 29 november 2011 heeft klager wederom een positieve urinecontrole. Aan klager
is veertien dagen afzondering in een afzonderingscel opgelegd en hij is geselecteerd voor plaatsing in een gesloten inrichting. Binnen een periode van zes weken heeft klager in de b.b.i Maashegge frequent de regels overtreden en is hij de afspraken
niet
nagekomen. Het gaat nu redelijk goed in de locatie Roermond, maar dat is onvoldoende waarborg dat meer vrijheden goed zullen verlopen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat er geen vertrouwen is in een goed afloop van het verlof.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft, gelet op de aard van het delict waarvoor klager is veroordeeld en de duur van het aangevraagde verlof, negatief geadviseerd, zeker ten aanzien van onbegeleid verlof.
De politie heeft geen bezwaren tegen klagers verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 840 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met aftrek, wegens doodslag.
Aansluitend dient hij 180 dagen te ondergaan, principale hechtenis, subsidiaire hechtenis, vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee en gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. De einddatum van
klagers detentie valt op 13 maart 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het advies vrijheden van de locatie Roermond blijkt dat het Multi Disciplinair Overleg (MDO) negatief heeft geadviseerd over de verlofaanvraag, omdat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Ook het Openbaar Ministerie heeft
negatief geadviseerd. De vrijheden commissie van de locatie Roermond heeft deze negatieve adviezen overgenomen.
Klager heeft zes weken in de b.b.i. Maashegge verbleven. Hij heeft daar frequent de regels overtreden en is de afspraken niet nagekomen. In de locatie Roermond gaat het nu redelijk goed met klager, maar dat geeft onvoldoende waarborg dat verloven goed
zullen verlopen. Uit het advies vrijheden blijkt dat klager door het PMO is aangemeld voor behandeling in een GGZ instelling. Klagers motivatie ten aanzien van behandeling is wisselend. Op 22 mei 2012 heeft klager een motivatiebrief geschreven voor een
mogelijke behandeling. Die brief is in behandeling bij het PMO.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheidheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Voor zover klager verzoekt om vergoeding van gemaakte proceskosten op de voet van het bepaalde in art 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geldt dat art. 1:6 van de Awb – onder meer – hoofdstuk 7 van de Awb niet van toepassing verklaart op in
het kader van de Pbw genomen beslissingen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven