Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0628/GA, 30 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/628/GA

betreft: [klager] datum: 30 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens een uitslag van een urinecontrole waarbij het kreatininegehalte van het urinemonster lager was dan de vastgestelde grens van 2.0;
b. een afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof voor het bijwonen van het huwelijk van zijn zuster.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager ter zake een tegemoetkoming toegekend van € 30,=. Zij heeft onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag is klager van mening dat de hem toegekende tegemoetkoming te gering is. Klager is van mening dat de door hem gemaakte kosten en de opgelopen emotionele schade een hogere tegemoetkoming rechtvaardigen. Dat
geldt
temeer omdat de opgelegde disciplinaire straf, waarvan het beklag gegrond is verklaard, tot gevolg heeft gehad dat zijn verlofaanvraag voor het bijwonen van het huwelijk van zijn zuster is afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag stelt klager dat hem door medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding is verteld dat, indien hij geen disciplinaire straf opgelegd had gekregen, het multidisciplinair overleg positief zou
hebben
geadviseerd met betrekking tot die verlofaanvraag en dat klager dan het huwelijk van zijn zuster had kunnen bijwonen.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij aangevoerd dat de toegekende tegemoetkoming redelijk en billijk is en overeenkomt met de richtlijnen van de beroepscommissie in dergelijke gevallen.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat het door verzoeker aangevraagde verlof is afgewezen op meerdere gronden. Naast de opgelegde disciplinaire straf was er sprake van een negatief advies van het Openbaar Ministerie (OM). Dat negatieve
advies is afgegeven in verband met de aard van het delict waarvan klager wordt verdacht en in verband met mogelijk gevaar voor confrontatie met slachtoffers. Dat negatieve advies rechtvaardigt in de ogen van de directeur de afwijzing van het verlof. De
directeur ziet geen aanleiding voor een tegemoetkoming voor het afgewezen verlof.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b:
Op grond van de uitspraak van de beklagcommissie, tegen welke uitspraak door de directeur geen beroep is ingesteld, kan worden vastgesteld dat de afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof nog slechts is gegrond op het negatieve advies van het OM.
Dat negatieve advies zou – zo blijkt uit de inlichtingen van de directeur – ingegeven zijn door de aard van het door klager gepleegde delict en in verband met de slachtoffers van dat delict. Op 12 juni 2012 heeft de beroepscommissie aan de directeur
verzocht om toezending van dat negatieve advies van het OM. De directeur heeft tot heden niet op dat verzoek gereageerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom thans afdoen.

Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is.
In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling staat vervolgens een opsomming van gevallen waarin incidenteel verlof kan worden verleend. De opsomming is niet uitputtend en ook in andere gevallen kan, mits wordt voldaan aan de criteria van artikel
21,
eerste lid, van de Regeling, incidenteel verlof worden verleend.
Het incidenteel verlof was aangevraagd voor het bijwonen van het huwelijk van klagers zus. Dit betreft een gebeurtenis in klagers persoonlijke sfeer waarbij klagers aanwezigheid, mede gelet op zijn culturele achtergrond, (min of meer) noodzakelijk is.
Gelet daarop kwam klager in aanmerking voor incidenteel verlof, mits er geen sprake was van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4 van de Regeling. De beroepscommissie verstaat dat de directeur de weigeringsgronden van artikel 4 onder g en i van
de Regeling heeft aangegrepen om het verzoek om incidenteel verlof af te wijzen.

Nu het negatieve advies van het OM, dat de onderbouwing voor die weigeringsgronden zou moeten bieden ontbreekt, moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur onzorgvuldig is genomen en mitsdien – bij afweging van alle in
aanmerking

komende belangen – als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep is daarom in zoverre gegrond, de uitspraak van de beklagcommissie zal ten aanzien van dit onderdeel worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de
tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten aanzien van de gegrondverklaring een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven