Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1844/GB, 9 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1844/GB

Betreft: [klager] datum: 9 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen en heeft beslist dat de positieve beslissing van 6 juni 2012 - waarbij klager is geselecteerd voor deelname aan een p.p. - komt te vervallen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 augustus 2008 gedetineerd. Hij verblijft in unit 7 van de
penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager betwist dat hij zich tijdens het gesprek met de reclasseringsmedewerker onbehoorlijk zou hebben gedragen. Op de dag van het gesprek met de reclasseringsmedewerker had klager nog
geen positieve beslissing van de selectiefunctionaris met betrekking tot deelname aan een p.p. Hij heeft aan de reclasseringsmedewerker verteld dat hij eerst de beslissing van de selectiefunctionaris wil afwachten voor hij gesprekken aangaat met
instanties. Klager wacht namelijk al sinds half januari 2012 op een beslissing. Het gesprek met de reclasseringsmedewerker vond plaats op 5 juni 2012. Op 6 juni 2012 kreeg klager een positieve beslissing van de selectiefunctionaris met betrekking tot
deelname aan een p.p. Diezelfde middag kwam de directeur echter met het bericht dat de selectiefunctionaris de positieve beslissing intrekt, omdat klager zich zou hebben misdragen tijdens het gesprek de dag ervoor. Klager heeft de
reclasseringsmedewerker op 7 juni 2012 telefonisch gesproken. Ze heeft gezegd dat ze zich ongemakkelijk voelde tijdens het gesprek. Volgens klager was dat haar beleving. De inrichting heeft ervan gemaakt dat klager verbaal agressief was. Dit is niet
waar. Klager is het gesprek aangegaan en is opgekomen voor zijn belang. De reclasseringsmedewerker heeft het gesprek beëindigd en klager heeft haar een hand gegeven en is weggegaan. Bovendien heeft de reclasseringsmedewerker niet gezegd dat de
positieve
beslissing voor deelname een p.p. moest worden ingetrokken. Volgens klager heeft de directeur haar macht misbruikt en onjuiste informatie doorgegeven aan de selectiefunctionaris. Klager voelt zich gediscrimineerd. Zijn detentiefasering wordt steeds
tegengewerkt, terwijl de einddatum van zijn detentie nadert. Klager is bereid om overal aan mee te werken en hij heeft al meerdere gesprekken met de reclassering gevoerd. Er is ook al een rapport opgemaakt door de reclassering. Klager verzoekt om zijn
klacht gegrond te verklaren.

Namens klager wordt verder toegelicht dat van het gesprek met de reclasseringsmedewerker een nadere rapportage opgemaakt zal moeten worden dan wel dat de betreffende reclasseringsmedewerker als getuige zal moeten worden opgeroepen. De bestreden
beslissing is onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De beslissing van 6 juni 2012 om klager in een p.p. te plaatsen is komen te vervallen omdat klager heeft geweigerd een reclasseringsmedewerker te woord te
staan
die met klager in gesprek wilde gaan over de bijzondere voorwaarden gekoppeld aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Tijdens het bezoek van de medewerker heeft klager zich ernstig misdragen. Hij was verbaal agressief en heeft meerdere malen een
opdracht geweigerd om de ruimte te verlaten. Wettelijk is bepaald dat zowel de directeur als de reclassering advies uitbrengen over een voorwaardelijke invrijheidstelling. Nu de reclassering geen advies kan uitbrengen, geeft de reclassering de opdracht
terug aan de rechtbank. De positieve beslissing om klager deel te laten nemen aan een p.p. was ingegeven door klagers naderende einddatum detentie. De bedoeling was dat het contact met de reclassering zou starten tijdens klagers p.p en dat het zou
voortduren tijdens de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling. Nu klager heeft geweigerd samen te werken met de reclassering, kan plaatsing in een p.p. geen doorgang vinden. Een voorwaarde om te kunnen deelnemen aan een p.p. is samenwerking met
de reclassering. Inmiddels is door de directeur van de p.i. Vught en door de reclassering geadviseerd tot uitstel dan wel afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

4. De beoordeling
4.1. Namens klager is verzocht de reclasseringsmedewerker als getuige te horen. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst daarom het verzoek af.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

Ingevolge artikel 7, derde lid, aanhef en onder b en f, van de Pm betrekt de selectiefunctionaris bij zijn beslissing om een gedetineerde te laten deelnemen aan een p.p. in ieder geval het huidige detentieverloop, waaronder het gedrag van de
gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde, diens gemotiveerdheid en de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling.

4.3. Uit het reclasseringsadvies van 19 juni 2012 ten behoeve van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling blijkt dat klager er niet mee heeft ingestemd dat de reclassering een rapport uitbrengt en hij heeft ingestemd met het retourneren van de
aanvraag. Verder blijkt uit het reclasseringsadvies dat klager zich aan het eind van het gesprek met de reclasseringsmedewerker verbaal agressief naar de rapporteur heeft getoond en hij meerdere malen heeft geweigerd de ruimte te verlaten, ook toen de
beveiliger aanwezig was. De reclassering heeft daarom geadviseerd klagers voorwaardelijke invrijheidstelling drie maanden uit te stellen.

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager zich heeft misdragen tijdens het gesprek met de reclassering over zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Tevens bestaat er thans onzekerheid over dat datum van klagers invrijheidstelling.
Gelet
op deze omstandigheden is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk kan
worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven