Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1335/GA, 7 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1335/GA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 maart 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van genoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van zeven dagen wegens het vermoeden dat klager mogelijk contrabanden heeft doorgeslikt tijdens de visitatie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft toegelicht dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de beklagcommissie.

Door de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. De directeur heeft voorts aangegeven dat klager in zijn beroepschrift geen nadere gronden heeft aangevoerd.

3. De beoordeling
Uit de stukken is het volgende gebleken. Klager heeft stukken inzake een door hem bij de beklagcommissie aanhangig gemaakte beklagprocedure waarin de beklagcommissie op
26 maart 2012 mondeling uitspraak heeft gedaan, naar de beklagcommissie gestuurd. De beklagcommissie heeft deze stukken, die door klager niet van enige toelichting waren voorzien, op 2 april 2012 ontvangen en vervolgens doorgestuurd naar het
secretariaat van de RSJ. Nu aldaar onduidelijk was wat klager met de toezending van de stukken beoogde en het zonder enige nadere toelichting van de kant van klager niet mogelijk was om iets met de toegezonden stukken te doen, is klager bij brief van
16
april 2012 in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven. Van deze gelegenheid heeft klager gebruik gemaakt. Uit zijn schrijven van 23 april 2012 blijkt dat klager met de toezending van deze stukken heeft beoogd beroep in te stellen tegen de
uitspraak van de beklagcommissie.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak worden ingediend. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende
aannemelijk dat klager tijdig beroep heeft ingesteld. Klager kan om die reden in zijn beroep worden ontvangen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie geeft het door klager ingediende beroepschrift in voldoende mate aan dat en waarom klager bezwaar heeft tegen de beslissing van de beklagcommissie.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
B.A. Bogaars, secretaris, op 7 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven