Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1836/GV, 13 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1836/GV

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.M.J. van Nieuwenhuizen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juni 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 19 april 2012 heeft klagers schoonmoeder een beroerte gekregen en is zij in kritieke toestand opgenomen in het ziekenhuis. Op 20 april 2012 is namens klager een verzoek tot incidenteel verlof
ingediend. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft diezelfde dag telefonisch aan klagers raadsvrouw doorgegeven geen bezwaar te hebben tegen verlof, mits dit begeleid wordt. Omdat een beslissing uitbleef en de situatie van klagers schoonmoeder nog steeds
kritiek was, heeft klagers raadsvrouw verschillende keren contact opgenomen met het BSD van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave. Het BSD deelde mede dat het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) om advies was verzocht. Het BIMA had
verzocht om een schriftelijke toestemming van de schoonmoeder. Het ziekenhuis heeft direct een schriftelijke toestemming van de schoonmoeder gefaxt. Ook nadien bleef een beslissing uit. Klagers raadsvrouw vernam dat het BIMA om het telefoonnummer van
de
behandelend arts had verzocht. Artsen zijn echter niet rechtsreeks telefonisch bereikbaar. Contact dient via de medisch secretaresse te verlopen. Dit zou aan het BIMA zijn medegedeeld. Na meerdere verzoeken van klagers raadsvrouw om een beslissing,
heeft de Staatssecretaris op 5 juni 2012 klagers verzoek afgewezen. Met klagers schoonmoeder gaat het op dit moment gelukkig beter. Zij verblijft, na verblijf in een verpleeghuis, op dit moment thuis en ondergaat therapie in een revalidatiekliniek.
Klagers aanvraag is afgewezen omdat de directeur van de p.i. Grave negatief heeft geadviseerd, aangezien het BIMA kennelijk de verzochte medische informatie van het ziekenhuis niet zou hebben ontvangen. Het is volgens klager onbegrijpelijk dat de
directeur zes weken na zijn verzoek negatief adviseert, omdat de medische situatie van klagers schoonmoeder onduidelijk zou zijn. Het feit dat klagers schoonmoeder met spoed in het ziekenhuis is opgenomen op de afdeling neurochirurgie, hetgeen
schriftelijk is bevestigd, zegt voldoende. Nu de directeur de Staatssecretaris eerst op 4 juni 2012 heeft verzocht een beslissing te geven, is onzorgvuldig gehandeld. Het is verwijtbaar dat er dusdanig lang is gewacht op informatie, dat de noodzaak aan
het verlenen van verlof is komen te ontvallen. Voor het langdurige tijdsverloop is de directeur verantwoordelijk. In die zin valt de Staatssecretaris niets te verwijten.
Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft incidenteel verlof aangevraagd omdat hij zijn schoonmoeder - die een beroerte had gehad en in kritieke toestand in het ziekenhuis was opgenomen - wilde bezoeken.
Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag, mits het verlof zou worden begeleid. De directeur van de p.i. Grave heeft echter negatief geadviseerd, omdat onduidelijkheid bestond over de medische toestand van klagers
schoonmoeder, waardoor de noodzaak van het verlof niet kon worden ingeschat. De medisch adviseur van het BIMA heeft bij de behandelend arts van klagers schoonmoeder verzocht om medische informatie. Echter, tot op heden is er volgens de Staatssecretaris
geen informatie uitgewisseld. Het is bekend dat klagers schoonmoeder in april is geopereerd en dat zij nadien in een verzorgingstehuis verbleef. Nu echter niet bekend was in welk verzorgingstehuis de schoonmoeder verbleef, er geen duidelijk verlofadres
was en de noodzaak van het incidenteel verlof niet was gebleken, kon aan klager geen verlof worden toegekend. Aangezien het verzoek vanuit de inrichting pas op 4 juni 2012 bij de Staatssecretaris is binnengekomen, kon niet eerder op klagers verzoek
worden beslist. Het is de Staatssecretaris dan ook niet duidelijk geweest hoeveel tijd de behandeling van het verzoek heeft ingenomen. Klager zal zich met zijn klacht tot de beklagcommissie dienen te wenden, aangezien de vertraging mogelijk is te
wijten
aan de inrichting.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag,
De Officier van Justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een bezoek van klager aan zijn schoonmoeder, mits er sprake is van transport met begeleiding.
De politie heeft geen advies uitgebracht ten aanzien van het verlofadres.
Het BIMA heeft geen advies uitgebracht, omdat de overgelegde medische informatie onvoldoende is en niet op de juiste wijze is ondertekend en de behandelend arts van klagers schoonmoeder op een tweede verzoek om medische informatie niet heeft
gereageerd.

3. De beoordeling
Klager was preventief gehecht in verband met de verdenking van een geweldsdelict. Op 29 juni 2012 is de preventieve hechtenis geschorst.

Op grond van het bepaalde in artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstig psychische nood verkerende levenspartner, kind,
ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.

Klager heeft op 20 april 2012 om incidenteel verlof gevraagd om zijn schoonmoeder, die in kritieke toestand in het ziekenhuis was opgenomen, te bezoeken. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris, die het verzoek op 4 juni 2012
heeft ontvangen en daarop op 5 juni 2012 heeft beslist, namens de Staatssecretaris voldoende voortvarend heeft beslist op klagers verzoek. Gelet op de omstandigheid dat de noodzaak van het incidenteel verlof niet was gebleken en niet duidelijk was in
welk verzorgings- of verpleeghuis klagers schoonmoeder zich op dat moment bevond, heeft de Staatssecretaris in redelijkheid klagers verzoek kunnen afwijzen. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Voor zover klagers beroep is gericht tegen eventuele beslissingen van de directeur van de p.i. Grave, kan klager niet worden ontvangen in zijn beroep. Voor zover werd voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 van de Pbw, stond tegen dergelijke
beslissingen beklag open. Klager zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager, voor zover het beroep eventuele beslissingen van de directeur van de p.i. Grave betreft, niet ontvankelijk in het beroep en verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven