Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0837/TA, 25 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 12/837/TA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.A.M. Kwakman namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 oktober 2011 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om klager buiten de inrichting de beschikking te geven over zijn originele identiteitsbewijs.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie gaat met haar uitspraak op de stoel van de Minister van Veiligheid en Justitie zitten die als enige de bevoegdheid heeft om op grond van de Wet op de identificatieplicht aan te wijzen welke bescheiden als officieel
identificatiemiddel
gelden. De Minister dient een wettelijke basis te leggen voor een identificatiebewijs speciaal gemaakt voor gedetineerden en tbs-gestelden op verlof.
Bizar is dat de Staatssecretaris zou hebben aangegeven het boetebedrag voor zijn rekening te nemen.
De redenen die de inrichting noemt waarom het onwenselijk zou zijn om een tbs-gestelde op verlof zijn originele identiteitsbewijs bij zich te laten dragen, zijn invoelbaar en begrijpelijk, maar geen excuus om de wet te overtreden. Verwezen wordt naar
de
uitspraak van de beroepscommissie nr. 10/3330/TA en 10/3380/TA d.d. 17 mei 2011.
In de huisregels is neergelegd dat verpleegden hun identiteitspapieren moeten inleveren, tenzij het bezit ervan geen gevaar oplevert voor de orde en de veiligheid en het hoofd van de inrichting hiervoor toestemming heeft gegeven. De inrichting wil een
individuele afweging kunnen maken en legt dit in de huisregels neer, maar bij klager heeft geen individuele afweging plaatsgevonden. Enkel is verwezen naar de algemene regel dat verpleegden hun identiteitspapieren niet bij zich mogen hebben. Een
algemene regel die in strijd is met de Wet op de identificatieplicht is onverbindend. Noch een verlofpas noch een door de inrichting gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs zijn wettige identificatiemiddelen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van
de Wet op de identificatieplicht. De betreffende beslissing van het hoofd van de inrichting is in strijd met de wet. De inrichting dient zich te houden aan de Nederlandse wetgeving.
De houding/opstelling van de inrichting schaadt klagers vertrouwen.
Klager heeft momenteel begeleid verlof. De inrichting is bezig om een machtiging voor onbegeleid verlof aan te vragen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gelet op de uitspraak van de beroepscommissie nr. 10/3330/TA en 10/3380/TA heeft de inrichting besloten dat aan tbs-gestelden tijdens verlof niet alleen een verlofpas, maar ook een door de inrichting gewaarmerkte kopie van het originele
identiteitsbewijs wordt meegegeven. Hiermee wordt voldaan aan de uitspraak van de beroepscommissie.
Uit de Wet op de identificatieplicht volgt een toonplicht en geen draagplicht. Pas als door een bevoegd ambtenaar wordt gevorderd om het identiteitsbewijs te tonen, is men verplicht om het te tonen. Dit heeft nog niet plaatsgevonden.
Indien een tbs-gestelde wel wordt toegestaan om over het originele identiteitsbewijs te beschikken buiten de inrichting, zal dit bij onttrekking het vertrek naar het buitenland vergemakkelijken.
De Staatssecretaris heeft het Openbaar Ministerie geïnformeerd over het feit dat tbs-stelden tijdens hun verlof geen origineel identiteitsbewijs wordt verstrekt.
Indien klager in verband met het niet tonen van het originele identiteitsbewijs desondanks toch vervolgd zou worden, zal de inrichting of de Staatssecretaris het boetebedrag voor haar/zijn rekening nemen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht (hierna: de Wet) is een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, verplicht op de eerste vordering van een opsporingsambtenaar, een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Het
niet voldoen aan deze verplichting is strafbaar gesteld in artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht.

In artikel 1 van de Wet worden de documenten aangewezen waarmee de identiteit van personen kan worden vastgesteld, zoals een geldig paspoort en een rijbewijs. Een verlofpas en/of een gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs worden/wordt hierin niet
genoemd. In het tweede lid van artikel 1 van de Wet is bepaald dat de Minister van Justitie andere documenten kan aanwijzen ter vaststelling van de identiteit van personen.

Namens het hoofd van de inrichting is aangegeven dat uit veiligheidsredenen, zoals de mogelijkheid van onttrekking en vertrek naar het buitenland, een tbs-gestelde tijdens verlof in beginsel geen identiteitsbewijs mee wordt gegeven. Met het meegeven
van
een verlofpas en een door de inrichting gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs, betaling van de boete in geval de tbs-gestelde een boete krijgt opgelegd in verband met het niet kunnen tonen van het originele identiteitsbewijs, heeft de inrichting
getracht te voldoen aan de uitspraak van de beroepscommissie nr. 10/3330/TA en 10/3380/TA van 17 mei 2011.

Nu echter (nog) geen wijziging van artikel 1 van de Wet heeft plaatsgevonden en de verlofpas en/of de gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs niet zijn aangewezen als documenten waarmee de identiteit van personen kan worden vastgesteld, is de
bestreden beslissing in strijd met de wet. De beroepscommissie zal het beroep van klager om die reden gegrond verklaren en de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij ziet geen reden om aan klager een
tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager ter zake geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven