Nummer: 12/1406/GB
Betreft: [klager] datum: 23 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.W.A. Dekens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van een penitentiaire inrichting (p.i.) te Amsterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 13 december 2011 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Almere.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden volgt dat voorlopig gehechten geplaatst worden in een h.v.b. bij voorkeur gelegen in of nabij het
arrondissement van vervolging. Nu klager is ingesloten voor het arrondissement Amsterdam had het meer voor de hand gelegen, om hem te plaatsen in een p.i. te Amsterdam. Het Openbaar Ministerie heeft zich niet negatief uitgesproken en de directeur van
de
p.i. Almere is positief over klagers overplaatsingsverzoek. Het gedrag van klager in de p.i. Almere is goed te noemen. Zijn belang dat hij bij overplaatsing bezoek van familie en vrienden kan ontvangen is dermate groot dat de beslissing van de
selectiefunctionaris onbegrijpelijk is. De reisafstand van het station Amsterdam Centraal naar de p.i. Almere bedraagt reeds een uur. Bovendien ontbreekt het bij klagers familie aan de financiële middelen om de reis met het openbaar vervoer te kunnen
betalen. Klagers problemen met de medische dienst en met medegedetineerden zijn op zichzelf misschien niet voldoende reden voor overplaatsing, maar het geheel maakt klagers detentie extra zwaar. Hij is in het verleden om soortgelijke redenen vanuit de
p.i. Almere naar een p.i. in Amsterdam geplaatst.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De afstand van Amsterdam naar Almere is binnen een redelijke tijd af te leggen. Daarnaast zijn bezoekproblemen inherent aan detentie en onder de huidige
omstandigheden niet direct een reden voor overplaatsing. Het h.v.b. van de p.i. Almere heeft celcapaciteit toegewezen gekregen voor het arrondissement Amsterdam. Navraag bij de medische dienst leert dat er geen signalen van spanningen zijn tussen
klager
en de medische dienst. Over spanningen tussen klager en medegedetineerden is niets bekend bij het personeel van de inrichting. Dat de directeur van de p.i. Almere adviseert tot overplaatsing wil nog niet zeggen dat een overplaatsing zal plaatsvinden.
Of
destijds sprake was van plaatsgebrek in de p.i. te Amsterdam is niet bekend. Aannemelijk is dit echter wel omdat deze nagenoeg altijd volledig bezet is. Klagers verzoek is afgewezen, omdat deze onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd was.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Klager is preventief gehecht ten behoeve van het arrondissementsparket Amsterdam. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in
dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Zowel de inrichting waar klager thans verblijft als de inrichting van zijn voorkeur bevinden zich in of nabij het arrondissement van vervolging. Klager wenst te worden overgeplaatst in verband met
bezoekproblemen. Bezoekproblemen zijn echter inherent aan het ondergaan van detentie en vormen behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Bovendien is de reisafstand tussen Amsterdam en Almere niet bijzonder lang. Hetgeen namens
klager
naar voren is gebracht kan redelijkerwijs niet worden opgevat als een bijzonder geval als hiervoor bedoeld. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van P.A.M. Peters, secretaris, op 23 juli 2012
secretaris voorzitter