Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2229/SGA, 20 juli 2012, schorsing
Uitspraakdatum:20-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2229/SGA

Betreft: [klager] datum: 20 juli 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het PPC locatie Maastricht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 16 juli 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
veertien dagen opsluiting in een strafcel, met toepassing van cameratoezicht, ingaande op 16 juli 2012 om 14.30 uur en eindigend op 30 juni 2012 om 14.30 uur, wegens het aanvallen en het bespugen van personeel en het na de aanzegging dat verzoeker in
verband met dat voorval in afzondering zou worden geplaatst, vernielen van het inventaris van de eigen verblijfsruimte.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het – in kopie door verzoeker meegezonden – klaagschrift van 18 juli 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 juli 2012. Klagers raadsman, [...], is in de gelegenheid gesteld
het
schorsingsverzoek schriftelijk toe te lichten. Klagers raadsman heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1. De beoordeling
Nu verzoeker een kopie van het klaagschrift heeft meegezonden bij het schorsingsverzoek, welke kopie door de voorzitter naar de secretaris van de beklagcommissie is gezonden, gaat de voorzitter er van uit dat de beklagcommissie het klaagschrift in
behandeling heeft genomen. Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat ten aanzien van de opgelegde disciplinaire straf niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter –
voldoende aannemelijk dat verzoeker zodanig gedrag heeft vertoond, dat dit de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige kan rechtvaardigen. De voorzitter merkt daarbij nog op dat hij er – anders dan verzoeker heeft gesteld – van uit gaat
dat de disciplinaire straf ten uitvoer wordt gelegd in een strafcel.

Ten aanzien van het opgelegde cameratoezicht overweegt de voorzitter dat – nog steeds naar zijn voorlopig oordeel – onvoldoende aannemelijk is, dat dit cameratoezicht noodzakelijk is ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van
verzoeker. De directeur heeft de inrichtingspsychiater geraadpleegd voorafgaand aan dat opleggen van cameratoezicht deze heeft, aldus de directeur, aangegeven dat er geen sprake is van een psychiatrisch toestandbeeld en dat verzoeker wils- en
handelingsbekwaam moet worden geacht. Nu verdere gegevens met betrekking tot eventuele gevaren voor verzoekers geestelijke of lichamelijke toestand ontbreken, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen grond voor het toepassen van
cameratoezicht. Het verzoek komt daarom in zoverre voor toewijzing in aanmerking en de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur voor zover daarbij is bepaald dat cameratoezicht zal worden toegepast, zal daarom met onmiddellijke ingang
worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van de opgelegde disciplinaire straf.
Hij wijst het verzoek toe ten aanzien van het opgelegde cameratoezicht en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur zover daarbij is bepaald dat cameratoezicht zal worden toegepast met onmiddellijke ingang tot het moment dat de
beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 juli 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven