Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0391/GA, 20 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/391/GA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2012 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Krimpen aan den IJssel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegen het spugen op de deur van de teamkamer.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 52,50.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het verslag heeft de directeur verder onderzoek gedaan en het personeel bevraagd, namelijk tijdens het afhandelen van het rapport. Daarna is de beslissing genomen om een disciplinaire straf op te leggen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In het dossier bevindt zich een verslag van 19 juli 2011. Hierin staat, voor zover van belang: “Aan het eind van de recreatie ontdekte ik dat er op de deur van de teamkamer gespuwd/gerocheld was. Dit alles was gebeurd in een tijdsbestek van hooguit 1
minuut van mijn afwezigheid. Ik heb daarop de gedetineerden van de desbetreffende E2 gang aangesproken en heb hun gevraagd wie daar verantwoordelijk voor was. Ook (klager) antwoordde daar negatief op, ondanks dat ik mijn vraag twee keer heb herhaald
aan
de gedetineerden op gang E2. Ik heb samen met afdelingshoofd [...] waargenomen dat (klager) dit heeft gedaan. Ik heb gedetineerde een rapport aangezegd.”

In de melding disciplinaire straf van 19 juli 2011 staat dat de grond voor de strafoplegging is: “U heeft gespuugd op de deur van de teamkamer. U verklaart dat u dit niet heeft gedaan en dat dit er al op zat. Kort ervoor heeft het personeelslid de
teamkamer verlaten en was er nog geen spuug. Door ons is waargenomen dat u degene bent geweest die heeft gespuugd op de deur. Ik vind dit vies en onvolwassen en accepteer dit gedrag niet.”

De beroepscommissie concludeert dat uit voornoemd verslag niet blijkt dat klager degene is geweest die op de deur gespuwd heeft. Het verslag is tegenstrijdig waar het enerzijds melding maakt van de afwezigheid van de rapporteur en anderzijds van de
waarneming van die rapporteur en een collega. Wel is er een aanvullende verklaring van 22 augustus 2011. Hierin staat dat duidelijk is waargenomen dat klager degene is geweest die op de deur van de teamkamer gespuugd heeft. Wat er ook zij van de waarde
van deze verklaring, vaststaat dat deze niet is gebruikt bij de strafoplegging. De beroepscommissie oordeelt dan ook dat op 19 juli 2011 onvoldoende grondslag was om wegens het spuwen op de deur van de teamkamer aan klager een disciplinaire straf op
te
leggen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover hiertegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven