Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1520/GV, 19 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1520/GV

betreft: [klager] datum: 19 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 mei 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.F. Schadd om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de beslissing wordt gesteld dat klagers zoontje niet ernstig ziek is. Dit is onjuist. De beslissing van de Staatssecretaris is daarmee onjuist, althans de beslissing is gebaseerd op gronden die deze
niet kunnen dragen. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen, omdat klager een aantal openstaande strafzaken heeft, hij zich in 2005 heeft onttrokken aan detentie, het Openbaar Ministerie
(OM) negatief heeft geadviseerd en het recidiverisico als hoog is ingeschat. Klager weigert deel te nemen aan een door de reclassering geïndiceerd persoonlijkheidsonderzoek. Hij heeft verzocht om strafonderbreking om bij de operatie van zijn zoontje
aanwezig te kunnen zijn, maar er was geen sprake van een levensbedreigende situatie. Na de afwijzing van de aanvraag is bekeken of klager onder toezicht een bezoek zou kunnen brengen aan zijn zoontje. Klager wilde hier niet aan meewerken omdat hij zich
niet kon verenigen met de voorwaarden. De aanwezigheid van klager bij de operatie was niet strikt noodzakelijk. Op basis van deze punten is het verzoek om strafonderbreking terecht afgewezen.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Berg te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, omdat klager zich in 2005 heeft onttrokken aan detentie, omdat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en omdat hij niet
wenst
mee te werken aan het geïndiceerde persoonlijkheidsonderzoek.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen strafonderbreking, omdat klager in beginsel vluchtgevaarlijk is en omdat, gelet op de aard van het delict, zonder begeleiding de kans op recidive
als hoog wordt ingeschat.
De politie heeft het opgegeven verlofadres in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen met aftrek, op grond van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis van drie dagen op grond van de Lex Mulder te ondergaan. De wettelijk
vroegst
mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 16 april 2013.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager
heeft strafonderbreking verzocht om aanwezig te kunnen zijn bij de operatie van zijn zoontje, die op 9 mei 2012 stond gepland in het Radboudziekenhuis te Nijmegen. Op basis van de stukken is onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers aanwezigheid
tijdens en na de operatie van zijn zoontje noodzakelijk was. Hierbij betrekt de beroepscommissie ook het feit dat klager de mogelijkheid is geboden onder begeleiding een bezoek aan zijn zoontje te brengen en dat hij hiervan heeft afgezien. Er was
derhalve geen sprake van een zodanige bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer van klager dat hem daarvoor strafonderbreking verleend had moeten worden. De afwijzing van klagers verzoek tot strafonderbreking kan derhalve, bij afweging van alle
in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 19 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven