Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1401/GV, 18 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1401/GV

betreft: [klager] datum: 18 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.S. Korteling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 april 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is gemotiveerd om aan een agressietraining deel te nemen. In januari 2012 heeft klager een intakegesprek gehad bij de forensische polikliniek Kairos en is afgesproken dat klager gaat deelnemen aan een “Agressie Hanteringstraining”. Enige
belemmering is dat er destijds onvoldoende deelnemers waren. Op het moment dat er voldoende deelnemers zijn, zal de training van start gaan. Klager doet dit vrijwillig. Het feit dat de training nog niet gestart is, kan klager niet worden tegengeworpen.
In de bestreden beslissing wordt gesproken over een incident op 3 januari 2012, waarbij klager een rapport zou hebben gekregen voor het uiten van fysieke agressie naar medegedetineerden. Dat is onjuist. Klager heeft een rapport gekregen voor het
kennelijk herhaaldelijk niet opvolgen van opdrachten van personeel. De motivering is onjuist. Dat geldt eveneens voor het incident in oktober 2011. Klager stelt dat hij in dat geval geen fysieke agressie heeft geuit naar het personeel. Bovendien heeft
dat incident zich enige tijd geleden afgespeeld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is teruggeplaatst vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon naar unit 7 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught nadat hij een personeelslid had verwond. In unit 7 van de p.i. Vught was klager prikkelbaar en
argwanend naar het personeel. Dat heeft ook geleid tot een paar conflicten met medegedetineerden. Klager heeft op 3 januari 2012 en 1 maart 2012 rapporten gekregen voor het uiten van verbale en fysieke agressie. Klager is bereid om op vrijwillige basis
een agressietraining te volgen, maar heeft er erg veel moeite mee als dit door middel van een herdiagnose vanuit de Risc wordt geïndiceerd. De directeur van de p.i. Vught adviseert negatief ten aanzien van verlofverlening gelet op het agressieve
incident in de b.b.i. en de twee daaropvolgende incidenten waarbij klager agressie uitte naar medegedetineerden. Het is juist dat klager op de training heeft moeten wachten, maar het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de p.i. Vught heeft laten
weten dat klager een individueel traject krijgt aangeboden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat klager in oktober 2011 nog uit de b.b.i. Maashegge is teruggeplaatst naar de p.i. Vught wegens daadwerkelijke fysieke agressie jegens personeel en klager
in 2012 al tweemaal een rapport heeft gekregen wegens fysieke agressie jegens een medegedetineerde. Dit maakt dat er geen vertrouwen is in een goed verloop van eventuele vrijheden.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. Klagers einddatum valt op of omstreeks 18 maart 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager verbleef van 11 oktober 2011 tot 28 oktober 2011 in de b.b.i. Maashegge. Op 28 oktober is klager teruggeplaatst naar de p.i. Vught vanwege agressief gedrag. Tijdens zijn huidige verblijf in de p.i. Vught heeft klager op 3 januari 2012 en op 1
maart 2012 wegens herhaaldelijk niet opvolgen van opdrachten van het personeel (n.a.v. agressie jegens een medegedetineerde) en vanwege verbale en fysieke agressie naar een medegedetineerde een disciplinaire straf opgelegd gekregen. Klager heeft zich
aangemeld voor een training in het kader van agressieregulatie maar die is nog niet gestart. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder e van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 18 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven