Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1568/GV, 10 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1568/GV

betreft: [klager] datum: 10 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 mei 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft niet alleen verzocht om bij de bruiloft van zijn broer op 1 juni 2012 aanwezig te zijn. Klager heeft bij zijn verzoek om incidenteel verlof tevens aangegeven het verlof te willen gebruiken
voor het maken van verdere afspraken met zijn toekomstig werkgever. Klager doet het zeer goed op de afdeling. Er zijn positieve adviezen uitgebracht en klagers broer heeft aangegeven dat klager welkom is om de bruiloft bij te wonen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het bijwonen van een bruiloft wordt in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) niet genoemd als gebeurtenis waarvoor incidenteel verlof verleend kan worden. Daarnaast is klagers aanwezigheid daarbij niet dringend
noodzakelijk.
Ten aanzien van de in beroep aangevoerde omstandigheid dat klager een afspraak had met zijn toekomstige werkgever wordt aangegeven dat, nog daargelaten dat daarvan niets bekend is, hiervan de noodzaak niet is aangetoond. Daarbij komt dat de afspraak
nogal vroeg is aangezien klager, gelet op zijn ontslagdatum en zo hier sprake van zou zijn, daar pas op zijn vroegst per december 2012 aan het werk zou kunnen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd omdat er geen dringende reden is dat klager bij de bruiloft aanwezig is.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Dordrecht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een te verlenen incidenteel verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens onder meer diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 oktober 2013. Aansluitend dient hij eventueel een vervangende hechtenis taakstraf
van
20 dagen en 23 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de toelichting
op artikel 21 staat dat, hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van voormelde Regeling zijn opgesomd, niet wordt uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen aanleiding kunnen vormen voor
het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof.
De bruiloft van klagers broer is een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. Hoe begrijpelijk klagers wens om daarbij aanwezig te zijn ook is, dit is niet noodzakelijk in de zin van voornoemde Regeling. Dit maakt dat de afwijzing van het verzoek – bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk en onbillijk kan worden geacht.

Dat klager bij zijn verzoek ook zou hebben aangegeven het verlof te willen gebruiken om afspraken te maken met zijn toekomstige werkgever blijkt niet uit de aanvraag. Zo hier al sprake van zou zijn geweest kan dit niet leiden tot een ander oordeel.
Niet
blijkt immers of klager in aanmerking komt voor een penitentiair programma en wanneer dat dan in zou gaan.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven