Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0467/GA, 10 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/467/GA

betreft: [klager] datum: 10 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juni 2012, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M. Dunsbergen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel wegens brandstichting in de verblijfsruimte en het voorhanden hebben van twee steekwapens in de verblijfsruimte;
b. bejegening door een personeelslid tijdens een verblijf in het ziekenhuis.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdeel b van het beklag. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag ziet het beroep op de strafmaat. De disciplinaire straf is opgelegd in verband met een combinatie van feiten, te weten brandstichting en het voorhanden hebben van wapens. In de ogen van klager is er nooit
sprake geweest van opzettelijke brandstichting. Klager had eerder die nacht contact gehad met het personeel in verband met het roken onder de rookmelder. Na dat contact is klager met een brandende sigaret op bed in slaap gevallen. De inrichting geeft
voorts aan dat de combinatie tussen de brand en het vinden van wapens zou kunnen wijzen op vluchtgevaar. Nu er van brandstichting in de ogen van klager geen sprake is geweest, hetgeen de beklagcommissie heeft overgenomen, resteert het aantreffen van de
wapens. Klager erkent dat voorhanden hebben. Reden was dat hij zich ernstig bedreigd voelde tijdens zijn verblijf in detentie. Klager heeft niet de bedoeling gehad die wapens te gebruiken voor een ontvluchtingspoging. Klager krijgt inmiddels medicatie
waardoor zijn angstgevoelens zijn verminderd.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag refereert klager zich aan het oordeel van de beroepscommissie.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is kort voor het betreffende voorval overgeplaatst naar het PPC in Vught in verband met zijn angst voor represailles van medegedetineerden. Tijdens verblijf in het PPC is die angst door hem nooit aan de orde gesteld. Klager vertoonde geen gedrag
dat op angst wees. Voor brandstichting kan volgens het in de inrichting geldende sanctiebeleid een disciplinaire straf van maximaal veertien dagen opsluiting in een strafcel worden opgelegd. Eenzelfde straf kan ook worden opgelegd bij het voorhanden
hebben van steekwapens. De directeur die de disciplinaire straf aan klager heeft opgelegd had er daarom voor kunnen kiezen om twee afzonderlijke disciplinaire straffen van elk veertien dagen strafcel op te leggen. Daarvoor heeft de directeur toen niet
gekozen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De vraag of er al dan niet sprake is geweest van (opzettelijke) brandstichting zal de beroepscommissie buiten beschouwing laten nu alleen klager beroep heeft ingesteld en zijn beroep zich kennelijk niet richt tegen het oordeel van de beklagcommissie
dat
“brandstichting niet [kan] worden aangetoond”. Resteert de vraag of veertien dagen opsluiting in een strafcel voor het aantreffen van twee steekwapens bij klager een gepaste straf is. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan een disciplinaire straf
als de onderhavige, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven