Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0637/TB, 4 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/637/TB

betreft: [klager] datum: 4 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 8 februari 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord mevrouw mr. Y.H.G. van der Hut, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. F.P. Holthuis, en namens de Staatssecretaris mr. [...], werkzaam
bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager is vanwege transportproblemen niet ter zitting verschenen en is volgens mr. Y.H.G. van der Hut ermee akkoord dat zij namens hem ter zitting het woord voert.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 29 augustus 1996 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Dit betreft klagers derde tbs. Klager is op 24 maart 2003 geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting
te Nijmegen. In mei 2009 is klager geplaatst in een de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 14 juli 2011 geadviseerd tot voortzetting van klagers longstayplaatsing. Op 10 november 2011 en 13 november 2011 heeft respectievelijk psychiater M. en psycholoog D. geadviseerd klagers verblijf in een
longstayvoorziening voort te zetten. De Landelijke adviescommissie plaatsing (LAP) heeft op 6 januari 2012 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten. De Staatssecretaris heeft op 8 februari 2012 beslist klagers verblijf in de
longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Staatssecretaris heeft bij het nemen van de bestreden beslissing onvoldoende rekening gehouden met klagers belangen, gezien zijn lichamelijke toestand (hartfalen) en het ontbreken van een
verlofmogelijkheid voor klager in de longstay. Klager wil wel graag in Zeeland blijven, maar een verblijf in de longstayvoorziening is niet langer noodzakelijk, nu op korte termijn daar een longcarevoorziening in de GGZ gereed komt. Psychiater M.,
psycholoog D. en de LAP waren kennelijk niet op de hoogte van de komst van die longcarevoorziening, omdat zij daarmee in hun rapportage c.q. advies geen rekening hebben gehouden. Ten onrechte is geconcludeerd dat de beveiligingsrisico’s hoog zijn. Er
is
geen waarde gehecht aan klagers inzet voor het reilen en zeilen in de inrichting, aan het volstrekt incidentloos verlopen van ziekenhuisbezoeken en zijn bewegingen buiten de inrichting als secretaris van de bewonersraad, alsmede aan het feit dat klager
binnen de inrichting geen incidenten veroorzaakt. Het werkelijke risico op herhaling en onttrekking ligt veel lager dan is gerapporteerd, omdat dit risico op basis van daartoe ongeschikte meetinstrumenten is vastgesteld.
Een verblijf in de longcare buiten de longstay geeft uitzicht op verlof, terwijl dat in de longstay of in een longcare binnen de longstay met de nieuwe verlofregeling niet meer aan de orde is. Klager zit vermoedelijk niet in een laag
beveiligingsniveau,
gezien zijn eerdere onttrekkingen. In de zesjaarrapportage staat dat naar verlofmogelijkheden voor klager gekeken moet worden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Op 27 mei 2012 is de nieuwe verlofregeling ingegaan, krachtens welke regeling binnen de longstay alleen nog begeleid verlof mogelijk is als een tbs-gestelde een laag beveiligingsniveau heeft. Dit geldt voor tbs-gestelden binnen de longstay of in een
longcarevoorziening binnen de longstay. Voor tbs-gestelden met een hoog beveiligingsniveau is onder die nieuwe regeling geen verlof mogelijk, maar was het onder de oude verlofregeling ook niet makkelijk om verlof te krijgen. Het beveiligingsniveau van
klager is nog niet vastgesteld.
In de stukken is geen aanleiding voor overplaatsing van klager naar een longcarevoorziening te vinden. Alle ten aanzien van klager in het kader van de herbeoordeling van zijn longstaystatus afgegeven adviezen wijzen duidelijk in de richting van het
voortzetten van klagers longstaystatus. De LAP ziet geen grond voor een uitstroomtraject naar de GGZ. Op grond daarvan heeft de Staatssecretaris mogen beslissen tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 24 maart 2003 in een longstayvoorziening, sinds mei 2009 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de over klager in het kader van de herbeoordeling van zijn longstaystatus uitgebrachte adviezen van de Pompestichting van 14 juli 2011, van psychiater M. van 10 november 2011 en van psycholoog D. van 13 november 2011 komt naar voren dat
voortzetting
van klagers plaatsing in een longstayvoorziening geïndiceerd is.
Daarbij heeft de Pompestichting aangegeven dat klager gezien de ernst van zijn problematiek naar alle waarschijnlijkheid zijn leven lang afhankelijk zal zijn van een zorgend kader binnen een beveiligde instelling. Ondanks klagers hartfalen wordt het
recidiverisico als groot ingeschat. Dit risico kan niet voldoende worden ingeperkt in een ander kader dan de longstay, mede gezien de vele eerdere onttrekkingen en ontvluchtingen.
Volgens psychiater M. is er geen wetenschappelijke evidentie voor klagers stelling dat het recidiverisico afneemt door cardiale klachten. Klager is niet behandelbaar en heeft ter beheersing van het hoge recidiverisico behoefte aan stringente controle.
Deze wordt hem in de longstayvoorziening van de Pompestichting in Zeeland geboden.
Psycholoog D. heeft aangegeven dat behandeling van klagers ernstige problematiek gedurende drie tbs-perioden onvoldoende resultaat heeft gehad en er geen reden is te veronderstellen dat dit de afgelopen jaren drastisch is gewijzigd door het ouder
worden
van klager of zijn hartklachten. Volgens de risicotaxatie is nog steeds sprake van een groot recidiverisico. De huidige longstay lijkt een effectief risicomanagement te zijn en helpt recidive van klager te voorkomen. De eigen inschatting van klager dat
recidivepreventie vooral komt door zijn ernstige hartziekte wordt door psycholoog D. niet gedeeld.

De LAP heeft op 6 januari 2012 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten. Naar geldend psychiatrisch inzicht kan in alle redelijkheid worden gekomen tot de vaststelling dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is.
Er wordt geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject voor klager naar een GGZ voorziening.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

De enkele stelling van klager dat het werkelijke risico op herhaling en onttrekking veel lager ligt dan is gerapporteerd, omdat dit risico op basis van daartoe ongeschikte meetinstrumenten is vastgesteld, kan niet tot een ander oordeel leiden. Hierbij
wordt in aanmerking genomen dat genoemd risico door de Pompestichting met behulp van valide, in alle tbs-inrichtingen voorgeschreven, risicotaxatie instrumenten is bepaald en door genoemde psychiater M. en psycholoog D. wordt onderschreven.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg,
voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven