Nummer: 12/1283/GB
Betreft: [klager] datum: 9 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is voor de voorbereiding van klagers terugkeer in de samenleving van belang dat zijn zieke moeder hem kan opzoeken. Klager zit een langdurige straf uit en heeft vrijwel alle sociale
contacten
buiten de inrichting verloren. Om die reden is het contact met zijn moeder zeer belangrijk. Voor klagers moeder is het om ernstige medische redenen niet mogelijk klager te bezoeken in de p.i. Dordrecht. De selectiefunctionaris heeft niet voldoende
rekening gehouden met artikel 2, tweede, derde en vierde lid, van de Pbw. De tenuitvoerlegging van klagers vrijheidsstraf wordt niet zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan zijn terugkeer in de maatschappij. De directeur van de p.i. Dordrecht heeft
positief geadviseerd ten aanzien van de overplaatsing.
3.2. De medisch adviseur heeft aangegeven dat de chronische ziekte van klagers moeder in een actief stadium verkeert. Hierdoor is haar mobiliteit, waarschijnlijk tijdelijk, beperkt. Uit het inrichtingsadvies blijkt dat klagers moeder afhankelijk is
van het openbaar vervoer. Deze afhankelijkheid blijft ook bij overplaatsing bestaan. Tevens blijkt uit het inrichtingsadvies dat klager wekelijks bezoek ontvangt uit Den Haag. Resocialisatieactiviteiten zijn, gelet op klagers strafrestant, nog niet van
toepassing. Zijn fictieve einddatum is bepaald op 25 februari 2016.
4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Een verzoek tot overplaatsing om bezoek te kunnen
ontvangen is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor overplaatsing. Uit de verklaring van de medisch adviseur blijkt dat klagers moeder waarschijnlijk tijdelijk minder mobiel is. Daarnaast blijkt uit de stukken dat klager niet verstoken
is
van bezoek. Derhalve is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van een bijzondere omstandigheid en is het beroep om die reden ongegrond.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van P.A.M. Peters, secretaris, op 9 juli 2012
secretaris voorzitter