Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1048/GB, 2 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1048/GB

Betreft: [klager] datum: 2 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G.J. Plat, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 maart 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 4 juni 2000 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager voldoet vanaf 30 maart 2012 aan de vereisten voor plaatsing in een b.b.i. Het programma Terugdringen Recidive (TR) en de vrijhedencommissie zijn van mening dat door plaatsing in een b.b.i. klager geleidelijk wordt voorbereid op zijn terugkeer in
de samenleving. Klager verblijft twaalf jaar in detentie en dient gedoseerd terug te keren in de maatschappij. Uit het re-integratieplan volgt dat er geen risico bestaat op letselschade binnen de familiaire sfeer. Zowel het bureau selectie- en
detentiebegeleiding als de reclassering adviseren om klager in een b.b.i. te plaatsen. In het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) wordt onvoldoende onderbouwd waar het OM klagers vermeende hoge recidiverisico op heeft gebaseerd. Klager
is
op 19 maart 2012 geselecteerd voor een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting om te kijken of hij om kan gaan met de vrijheden die gepaard gaan met een plaatsing in bovengenoemde
inrichting
en of hij in aanmerking komt voor verlof. Klager heeft echter in de afgelopen jaren al laten zien dat hij zich in de inrichting naar behoren gedraagt. Klager is vanaf maart 2011 niet meer gesanctioneerd voor urinecontroles of incidenten. Hij kan goed
omgaan met de aan hem verleende vrijheden die hij heeft als afdelingsreiniger. Klager heeft vrijwillig deelgenomen aan de bijeenkomst Samen spreken over Slachtoffers en hij staat op de lijst om deel te nemen aan de activiteit Werkvaardigheden.
Indien klager op 10 april 2012 wordt overgeplaatst naar de locatie De Kruisberg Doetinchem zal hij verder weg verblijven van zijn familie waardoor hij minder bezoek krijgt dan in de inrichting waar hij thans verblijft.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het OM adviseert negatief vanwege het recidiverisico. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel adviseert positief, omdat gelet op klagers lange detentie en in het licht van artikel 2, van de Pbw, klagers voorbereiding op zijn terugkeer in de
maatschappij verantwoord dient te gebeuren. De reclassering geeft aan dat er een hoog recidiverisico en een risico op letselschade bestaat. Zij ziet geen mogelijkheden voor deelname aan gedragsinterventies om het recidiverisico te verminderen, omdat
klager onder meer wordt ingeschat als een berekenend man, hetgeen een contra-indicatie is voor deelname aan gedragsinterventies. Daarnaast heeft klager weinig remmende psychische factoren waardoor zijn gedrag onvoorspelbaar zal zijn in de toekomst.
Klager is niet overgeplaatst naar een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, omdat hij dit niet wilde. Gelet op het vorenstaande, het risico voor maatschappelijk onrust, gevaar voor
verstoring van de openbare orde, het recidiverisico, de aard van klagers delicten en zijn strafrestant is klagers verzoek afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie overweegt hierbij het volgende.
In
het reïntegratieplan “Binnen Beginnen”(onderdeel van het programma Terugdringen Recidive) dat met betrekking tot klager op 2 februari 2012 is opgemaakt wordt onder meer het volgende overwogen:

“(...) In geval van gedetineerde S. zien wij thans mogelijkheden de start van de resocialisatie te laten aanvangen binnen de kaders van de reguliere faseringsmogelijkeden die geboden kunnen worden binnen DJI. Zowel rapporteur als reclasseringswerker zijn
van mening dat betrokkene, gezien de resterende detentietijd, op een gedoseerde manier zou moeten kunnen wennen aan de huidige maatschappij. In onze visie bestaat een gedoseerde manier uit eerst een verblijf in een BBI (...)”

In het reclasseringsrapport van 9 december 2011 wordt onder meer geadviseerd om klager in aanmerking te laten komen voor het TR-traject. Het selectieadvies van de inrichting van 16 februari 2012 vermeldt dat, gezien het positieve functioneren van
klager, de negatieve urinecontroles, de inhoud van de opgevraagde adviezen en van het reïntegratieplan, het multidisciplinair overleg van mening is dat klager toe is aan plaatsing in een b.b.i. om hem op die manier weer geleidelijk toe te leiden naar
terugkeer in de maatschappij.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het gegeven dat klager een zeer lange detentie achter de rug heeft, het van groot belang is dat zijn reïntegratie in de vrije maatschappij op een verantwoorde en geleidelijke manier met begeleiding van
deskundige instanties wordt vorm gegeven. De door klager verzochte en door de betrokken instanties/adviseurs voorgestelde plaatsing in een b.b.i. is dan in beginsel een eerste logische en verantwoorde stap.

Daaraan doet niet af dat het OM negatief heeft geadviseerd in verband met het beweerde te hoge recidiverisico. Allereerst niet, omdat het advies van het OM elke nadere onderbouwing of toelichting ontbeert. Ten tweede niet omdat op geen enkele manier
wordt onderbouwd waarom er sprake zou zijn van een hoog recidiverisico. Klager was ten tijde van de veroordeling voor de moord op zijn oom 21 jaar oud en was voordien slechts enkele malen veroordeeld voor vermogenscriminaliteit. Dat er gevreesd zou
moeten worden voor herhaling van geweldsdelicten wordt op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, terwijl evenmin wordt duidelijk gemaakt waarom er sprake zou moeten zijn voor vrees voor letselschade voor familie. Het reclasseringsrapport biedt in deze
geen helderheid. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat in het bijzonder op het beweerde recidiverisico en het advies van het OM gestoelde beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende gemotiveerd is en dient te worden vernietigd.

De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van P.A.M. Peters, secretaris, op 2 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven