Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1367/GV, 18 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1367/GV

betreft: [klager] datum: 18 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.C. Vlielander, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 april 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D.C. Vlielander om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM), dat bestaat uit het vermoeden dat verlof tot middelengebruik zou kunnen leiden alsmede het risico van recidive, is door de selectiefunctionaris
klakkeloos overgenomen en niet (deugdelijk) onderbouwd. Klager is tijdens eerdere detenties met verlof geweest en hierbij is nimmer sprake geweest van middelengebruik noch van het plegen van strafbare feiten. Ook het advies van de inrichting is
klakkeloos overgenomen en niet nader onderbouwd door de selectiefunctionaris. Klager heeft op 3 februari 2012 reeds aangegeven dat hij mee wilde werken aan het TR-programma. Door klager is meerdere malen verzocht om dit programma te starten.
Eind mei 2012 kon hij pas beginnen met een COVA-training. Klager heeft destijds aangegeven niet akkoord te gaan met klinische opname. Voor de rest wilde klager wel degelijk meewerken.
Verwezen wordt naar de brief van de reclasseringsmedewerkster mevrouw L. K. die vanaf november 2011 tot heden zeer betrokken is geweest bij de detentiefasering en verlofaanvragen van klager. Van recidiverisico dan wel risico van middelengebruik is geen
sprake. Het is geenszins aan klager te wijten dat het TR-programma ‘Binnen Beginnen’ nog niet is gestart.
De p.i. wil klager geen onderliggende stukken verstrekken. Inmiddels hebben het MDO en de vrijhedencommissie van de inrichting positief beslist op de nieuwe verlofaanvraag van klager.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het OM heeft negatief geadviseerd op grond van het vermoeden dat verlof zal leiden tot middelengebruik en het risico van recidive. Klager kent een forse verslavingsproblematiek, hetgeen in het verleden tot veel problemen heeft geleid. De p.i. is
eveneens negatief en stelt als voorwaarde dat er eerst een indicatiestelling ten aanzien van de behandeling moet worden afgegeven voordat aan het verlenen van vrijheden kan worden gedacht. Klager heeft in november 2011 aangegeven niet te willen
meewerken aan een geïndiceerde klinische behandeling, terwijl uit de Risc volgde dat er in verband met gesignaleerde problemen daar toch wel redenen voor zijn. Inmiddels heeft klager zijn mening herzien en vanaf begin maart 2012 is hij deelnemer aan
‘Binnen Beginnen’. Feitelijk is er nog niet gewerkt aan een of andere vorm van behandeling ten aanzien van zijn verslavingsproblematiek. In de lijn van de adviezen van het OM en de inrichting en het nog niet opstarten van de behandeling van de forse
problematiek is de tijd nog niet rijp om toestemming te verlenen voor verlof. Daarbij komt dat klager in eerste instantie zelf geweigerd heeft om ook maar ergens aan mee te werken. Een nieuw inrichtingsadvies is aangekondigd. Indien klagers behandeling
dan is aangevangen, vervalt de reden om hem geen verlof te verlenen. Zover is het echter nog niet.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft een positieve beschrijving gegeven van klagers gedrag in de inrichting en niet negatief en niet positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en de beslissing op de verlofaanvraag
overgelaten aan de selectiefunctionaris.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat klager zich langere tijd heeft schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet in de verslaafdenscène, waar hij zelf ook deel van uitmaakte. Tegen deze achtergrond bestaat het risico dat eventuele verloven
leiden tot misbruik van verdovende middelen en/of alcohol. Tevens bestaat het gevaar van het plegen van strafbare feiten.
De politie Gelderland-Zuid heeft geen bezwaar tegen klagers verblijf op het opgegeven verlofadres.
De reclassering Nederland heeft aangegeven dat de beklagcommissie klagers beklag tegen afwijzing van een verlofaanvraag op 30 maart 2012 gegrond heeft verklaard en dat bij de nieuwe afwijzing van de verlofaanvraag geen rekening is gehouden met het feit
dat buiten de schuld van klager het starten van het TR-traject heel lang duurt. Aangegeven is dat klager een paar jaar geleden heeft deelgenomen aan een z.b.b.i./p.p. traject waarin hij meerdere verloven heeft gehad en er geen sprake is geweest van
strafbare feiten dan wel middelengebruik. Voorts is klager zich goed bewust van het feit dat bij overtreding van verlofvoorwaarden terugplaatsing naar een gesloten inrichting zal volgen en hij alle vrijheden zal verliezen.

Door een medewerker van het b.s.d. van de locatie Norgerhaven is op 15 juni 2012 desgevraagd telefonisch meegedeeld dat de inrichting inderdaad een positief advies heeft gegeven met betrekking tot een nieuwe verlofaanvraag en dat de
selectiefunctionaris
inmiddels heeft beslist dat klager op 22 juni 2012 algemeen verlof wordt verleend.

3. De beoordeling
In het kader van de beroepsprocedure zijn klager en zijn raadsman door het secretariaat van de Raad alle stukken toegestuurd die zich in het dossier bevinden.

Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling in eerste aanleg wegens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De fictieve einddatum is bepaald op 8 december 2012.

In het advies vrijheden van de locatie Norgerhaven van 19 april 2012 is klagers gedrag in de inrichting op positieve wijze beschreven en uit het advies blijkt niet dat sprake zou zijn van recidive bij verlofverlening tijdens eerdere detenties. Voorts
blijkt uit het advies en het schrijven van de reclassering van 8 mei 2012 dat het niet eerder aanvangen van een TR-traject niet uitsluitend aan klager kon worden verweten. Klager zou zich goed realiseren welke consequenties verbonden zijn aan het niet
naleven van verlofvoorwaarden.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris niet op goede gronden rust. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen en de
Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven