Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1203/GA, 20 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1203/GA

betreft: [klager] datum: 20 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Bommer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 april 2012 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.J.M. Bommer om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een verzoek om incidenteel verlof ingediend omdat hij aanwezig wil zijn bij het afscheid van de oma van zijn vriendin. De Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting (verder: de Regeling) behelst geen uitputtende opsomming van de gevallen waarin incidenteel verlof mogelijk is. Klagers verlofaanvraag past binnen de strekking van artikel 21 en verder van de Regeling. Door klager
zijn voldoende stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij een langdurige relatie heeft met zijn vriendin.

De directeur heeft als volgt gereageerd. Op grond artikel 23 van de Regeling wordt geen verlof verleend in verband met een bezoek aan een in levensgevaar verkerende oma van de partner van klager. Klager heeft aangegeven dat hij getrouwd is, maar hij
kan
dit niet aantonen. Ook heeft hij zijn relatie niet middels officiële documenten aan kunnen tonen. Daardoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor incidenteel verlof die in artikel 22 van de Regeling zijn gesteld.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 31 van de
Regeling
zijn een aantal gevallen waarin incidenteel verlof kan worden verleend – niet limitatief – opgesomd.

Op grond van artikel 23 van de Regeling kan geen incidenteel verlof worden verleend in verband met een bezoek aan een in levensgevaar verkerende grootouder van de partner van een gedetineerde. Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Regeling kan
incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een persoon, indien ten aanzien van die persoon vaststaat dat de beweerde band bestaat, de relatie hecht is en de te bezoeken persoon geen bezwaar tegen bezoek heeft. Hoewel de beroepscommissie,
anders dan de beklagcommissie, het voldoende aannemelijk acht dat er een duurzaam samenlevingsverband, als bedoeld in artikel 1, onder i van de Regeling, bestaat tussen klager en zijn partner, is zij van oordeel dat op basis van de stukken niet kan
worden vastgesteld dat ten aanzien van de te bezoeken persoon – de grootmoeder van klagers partner – is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 22, eerste lid, van de Regeling. Voorts is ook onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een
gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk zou zijn. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven