Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0851/GB, 20 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/851/GB

Betreft: [klager] datum: 20 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.S. van der Beek, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 maart 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 oktober 2002 gedetineerd. Hij verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden te Den Haag. Op 26 januari 2012 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Dordrecht, waar een regime van algehele
gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Familie van het vermeende slachtoffer in klagers strafzaak verblijft in de p.i. Dordrecht. Overplaatsing van klager naar de p.i. Dordrecht kan derhalve een gevaar veroorzaken voor de orde van inrichting. Er is nog steeds een indicatiestelling voor
plaatsing van klager in een PPC. De stelling van een medewerker van het PPC Haaglanden dat klager niet gemotiveerd is, is onvoldoende onderbouwd. Klager is wel degelijk gemotiveerd om aan de behandeling mee te werken. Het feit dat klager de problemen
buiten zichzelf legt, krenkbaar is, zijn gevoelens ontkend en liever niet over zijn verleden praat, geeft aan dat klager forensische zorg nodig heeft. Voorts vreest klager voor zijn leven nu familieleden van het slachtoffer van het delict waarvoor
klager is veroordeeld in de p.i. Dordrecht verblijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De gedragskundige van het PPC Haaglanden heeft in het selectieadvies aangegeven dat klager onvoldoende gemotiveerd is om aan de behandeling mee
te werken. De noodzaak voor een verder verblijf in het PPC is daarom overbodig geworden. Klager legt problemen buiten zichzelf, is snel krenkbaar, waarbij hij zijn gevoelens ontkent en hij niet over het verleden praat. Gelet op het vorenstaande is de
selectiefunctionaris van mening dat klager niet wenst deel te nemen aan een behandeling.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Dordrecht is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. In artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de
toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van
artikel 14 van de Pbw).

4.4. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand
brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de
inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.5. Uit het selectieadvies blijkt dat klager is overgeplaatst naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau, omdat er geen indicaties zijn voor voortzetting van het verblijf in het PPC. Hij kan zich
volgens de gedragskundige van het PPC goed staande houden in een reguliere gevangenis. Voorts is bij navraag door de beroepscommissie gebleken dat de plaatsing van klager in de p.i. Dordrecht niet tot problemen met derden heeft geleid. Gelet op het
vorenstaande is de beroepcommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris, bij afweging van alle belangen, in redelijkheid tot de bestreden beslissing kon komen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 20 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven