Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0084/GB, 15 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/84/GB

betreft: [klager] datum: 15 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Blonk, op 16 maart 2012 door een lid van de Raad gehoord. Op 23 april 2012 heeft de selectiefunctionaris gereageerd op het verslag van horen. Hierop hebben klager en zijn raadsvrouw op 1 mei 2012 en 7
mei 2012 schriftelijk gereageerd. Per brief van 11 mei 2012 is van de selectiefunctionaris nog een aanvullende reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 11 augustus 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere. Op 2 juli 2010 is hij geplaatst in de EBI te Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht. Klager verblijft bijna twee jaar in de EBI op grond van informatie die niet actueel en concreet is en niet onderbouwd wordt.
Omtrent het vluchtgevaar wordt verwezen naar GRIP-informatie van 28 april 2010. Het is de vraag of deze informatie juist is. Klager is op grond van informatie van de Officier van Justitie, [...], in de EBI geplaatst. Uit een faxbericht van 18 maart
2011
blijkt echter dat zij geen informatie heeft verstrekt. Uit de wens om klager te bevrijden, volgt nog geen concreet plan of voornemen. Bovendien zou de bevrijding plaats moeten vinden tijdens transport. Klager wordt altijd met BOT vervoerd. De wijze van
transport staat los van de EBI.
Klager heeft voor zijn plaatsing in de EBI voor een periode van acht maanden en zonder problemen in de p.i. Almere verbleven. In de EBI heeft klager geen bezoek. Hij belt alleen wekelijks met zijn vriendin. Klager is niet gedetineerd wegens verdenking
van overtreding van art. 140 Sr (deelname criminele organisatie) of voor liquidaties. Hij is daar ook nimmer van beschuldigd. De inhoudelijke behandeling van klagers strafzaak vindt plaats in juni 2012. De uitspraak wordt in juli 2012 verwacht. Klager
is ten aanzien van de bedreiging van de Officier van Justitie éénmaal verhoord door de Nationale Recherche en heeft daarna niets vernomen. De officier van justitie heeft nu zelf aangegeven dat niet bevestigd kan worden dat klager iets met die
bedreiging
te maken heeft gehad.
Voorts wordt verwezen naar GRIP-informatie van 20 november 2009 over bedreigingen richting klager en zijn broer en een medeverdachte. Deze informatie is tweeënhalf jaar oud en daarvan is niet bevestigd dat deze nog steeds concreet en actueel is.
Overigens zitten klagers broer en de betreffende medeverdachten al jaren in een reguliere inrichting. De selectiefunctionaris schetst een onjuist beeld van klagers detentieverleden. Klager ontkent een bestuurster van een auto te hebben gesommeerd de
auto te verlaten om er zelf mee vandoor te gaan. Klager is hierover ook ontslagen van rechtsvervolging. Klagers raadsvrouw verzoekt de beroepscommissie kennis te nemen van het Uittreksel Justitiële Documentatie en dit kritisch te bezien in verhouding
tot hetgeen de selectiefunctionaris ten onrechte meent te kunnen afleiden uit het Uittreksel. In dit verband merkt de raadsvrouw op dat de langste gevangenisstraf van klager tot op heden acht maanden heeft bedragen en dat er in veel op de documentatie
vermelde zaken vrijspraak of niet ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie is gevolgd.
Bij de nader door de selectiefunctionaris toegezonden stukken bevindt zich een update van de CIE waaruit blijkt dat er momenteel geen informatie met betrekking tot een mogelijke bevrijding van klager bekend is. Gezien deze update bevreemdt het klager
dat de conclusies en adviezen desondanks ongewijzigd blijven.
De selectiefunctionaris erkent in de nadere reactie dat klager geen rol speelt in dreigingen richting de Officier van Justitie [...]. Het wel of niet bestaan van een ambtsbericht van [...] bijft onopgehelderd. Nu er zich na het advies van 1 december
2011 geen wijzigingen hebben voorgedaan, is de informatie niet concreet of actueel meer te noemen.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van 1 december 2011 is aangegeven dat klager deel uitmaakt van een groep huurmoordenaars. Het onderzoeksteam heeft deze groepering, ongeveer tien man, nog niet geheel in beeld. Bij een huiszoeking zijn
grote partijen (automatische) vuurwapens, handgranaten, kogelwerende vesten, blauwe zwaailamp, politie-uniformen, valse kentekenplaten, etc. aangetroffen. Gelet op deze vondsten bestaat de indruk dat deze groepering tot veel meer in staat moet worden
geacht. Het is niet ondenkbaar dat een bevrijdingsactie hiertoe kan behoren. Tevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat er een vierde verdachte in beeld is, die nog voortvluchtig is. Daarnaast is er sprake van liquidatiegevaar. Klager
wordt gezien als een van de hoofdrolspelers in een zeer mediagevoelige zaak. Een eventuele ontvluchting van klager zou leiden tot ernstige maatschappelijke onrust en een zeer geschokte rechtsorde.

3.3. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid hem te horen alvorens de beslissing te nemen. De selectiefunctionaris verwijst verder naar de reeds overgelegde stukken. Voorts heeft hij bericht
dat
de noodzaak tot verlenging van klagers verblijf in de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van de Adviescommissie EBI van 15 december 2011. Klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Hij wordt verdacht van het plegen van zeer
ernstige delicten. Uit beschikbare informatie is gebleken dat sprake is van liquidatiegevaar. Deze informatie is getoetst en wordt als betrouwbaar beschouwd. In geval van ontvluchting van klager zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk
risico, van maatschappelijke onrust en van een geschokte rechtsorde, nog afgezien van de mate van geweld waarvan sprake zou kunnen zijn voor het welslagen van een poging tot ontvluchting.
Wat betreft de bedreiging van de Officier van Justitie kan niet worden gesteld dat klager daarin een rol heeft gespeeld. Uit het GRIP-rapport van 3 mei 2010 blijkt dat wel degelijk sprake is geweest van een ambtsbericht van de Officier van Justitie,
[...]. Ten behoeve van de vergadering van 15 december 2011 van de Adviescommissie is van de zijde van het Meldpunt GRIP bericht dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan in hetgeen is aangegeven in het selectieadvies van de directeur van de EBI van 1
december 2011.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende. Klager wordt onder andere verdacht van een poging tot moord en overtreding van de Wet Wapens en Munitie (WWM). Uit GRIP-informatie van 3 mei 2010 komt naar voren dat volgens de autoriteiten ten
aanzien
van klager rekening moet worden gehouden met een bevrijdingspoging. Deze informatie werd als actueel, betrouwbaar en concreet aangemerkt. Uit GRIP-informatie uit 2009 komt naar voren dat een bedreiging is geuit tegen het leven van klager en zijn
medeverdachten.

Voor de beoordeling of op grond van voornoemde feiten sprake is van een extreem vluchtrisico dan wel een maatschappelijk risico bij ontvluchting, zal bij een alsmaar voortdurende verblijfsduur in de EBI, een groter belang moeten worden gehecht aan de
actualiteit, concreetheid en volledigheid alsmede de betrouwbaarheid van de overgelegde informatie. Klager verblijft thans bijna twee jaar in de EBI. Uit een zich bij de stukken bevindende ‘update CIE’ komt naar voren dat met betrekking tot klager geen
actuele informatie bekend is over personen die hem mogelijk zouden willen (helpen) bevrijden. Verder neemt de beroepscommissie in aanmerking dat door klager onweersproken is aangevoerd dat zijn medeverdachten in reguliere inrichtingen verblijven en de
beweerde bedreiging uit 2009 toch ook aan hun adres was gericht. Van belang is hierbij ook dat niet onderbouwd wordt waarom de bedreiging aan het adres van klager (en zijn medeverdachten) op dit moment, na zo’n drie jaar, nog actueel zou zijn. Er wordt
in dit licht onvoldoende onderbouwd waarom het nu juist ten aanzien van klager nog nodig is dat hij in de EBI verblijft. De beroepscommissie merkt voorts op dat uit de stukken is gebleken dat niet is komen vast te staan dat klager van doen heeft gehad
met de bedreiging van de landelijk officier van justitie. Die bedreiging kan dan ook geen rol spelen bij de onderhavige beslissing. Ten slotte overweegt de beroepscommissie dat het strafrechtelijk verleden van klager zeker niet gebagatelliseerd kan
worden. Blijkens het overgelegde uittreksel uit het justitieel documentatieregister dateert de laatste veroordeling voor een geweldsdelict uit 2005 en dat betrof een openlijke geweldpleging. Die justitiële voorgeschiedenis op zich kan daarom geen
beslissende rol spelen bij de beoordeling van de vraag of de plaatsing van klager op de EBI verlengd dient te worden.
Gelet hierop en het feit dat in het gevangeniswezen meerdere inrichtingen een beveiligingsniveau kennen dat weliswaar lager is dan dat voor de EBI geldt, maar wel uitgebreider is dan wat gebruikelijk is voor huizen van bewaring, is de beroepscommissie
van oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing
zal worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen binnen een termijn van drie weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen
van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven