Nummer: 02/248/GB
Betreft: [klager] datum: 24 april 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 30 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1953], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 januari 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1 Klager is sedert 9 januari 2001 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. Haarlem te Haarlem. Op 28 december 2001 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Alphen aan den Rijn.
3. De standpunten
3.1 Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager en zijn gezin zijn ernstig gedupeerd door klagers overplaatsing. Hij kan in het h.v.b. Alphen aan den Rijn anders dan in Haarlem doordeweeks geen bezoek ontvangen en wegens de dagbehandeling die zijn dochter ondergaat, kanzij nu niet meer op bezoek komen.
3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Via het ressortsparket Amsterdam en het Gedetineerden Recherche Informatie Punt is aan het h.v.b. Haarlem te kennen gegeven dat daar een ongewenste samenplaatsing van gedetineerden was ontstaan. De directie heeft een aantalgedetineerden, onder wie klager, voorgesteld om in andere inrichtingen te plaatsen. Naar de inschatting van de selectiefunctionaris heeft de directeur voldoende afgewogen wie van de betreffende gedetineerden voor overplaatsingwerden aangeboden.
Op het moment van de beslissing van klagers overplaatsing was zijn thuissituatie onvoldoende duidelijk. Klager is, om hem en zijn bezoek niet te veel te benadelen, in een inrichting in de regio geplaatst. Uit inlichtingen van h.v.b.Alphen aan den Rijn bleek dat het bezoek van de dochter van klager bijna onmogelijk was geworden doordat de mogelijkheid om bezoek in het weekeinde te ontvangen is komen te vervallen.
Naar aanleiding van de problematische thuissituatie is toen overleg gevoerd met de directie van het h.v.b. Haarlem om te bezien of de gedetineerden gescheiden van elkaar in het h.v.b. Haarlem konden worden geplaatst. Dit bleekmogelijk te zijn onder een aantal voorwaarden. Toen deze voorwaarden met klager werden doorgenomen, bleken deze voor klager onacceptabel te zijn. Klager heeft toen gekozen voor een verder verblijf in het h.v.b. Alphen aan den Rijn.
4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hetgeen klager omtrent zijn bezoek heeft aangevoerd is, nu daarmee in zoverre reeds rekening is gehouden dat klager de gelegenheid is geboden onder bepaalde voorwaarden terug te keren in het h.v.b. Haarlem, onvoldoendezwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. Schoone, secretaris, op 24 april 2002.
secretaris voorzitter