Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0846/GA, 27 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/846/GA

betreft: [klager] datum: 27 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.S. Korteling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juni 2012, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw [...].
De juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft daarbij tevens gereageerd op het beroepschrift.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft niets gedaan, niets gezien en weet van niets. Met betrekking tot de Gamecube wordt opgemerkt dat het afdelingshoofd hiervan op de hoogte was en dat klager en medegedetineerde [A] niet met elkaar spraken. Er is sprake van veel bloed, maar
klager had geen druppel bloed op zijn kleding. Gedetineerde [A] had met meerdere mensen problemen. De celgenoot van hem kan niets gezien hebben, omdat hij stond te bellen buiten het zicht van de plaats van het incident.
Er is onvoldoende en geen direct bewijs dat klager geweld heeft gebruikt tegen [A] Klager ontkent dit ook. Het personeel heeft het geweld niet zelf waargenomen. Ook in de motivering van de straf wordt gesproken over ‘informatie van derden’. Voor
klagers
verhaal is steun te vinden in twee andere verklaringen. Het slachtoffer, [A], is de enige die spreekt van een mishandeling. De verklaring van de celgenoot van [A] bevat onvoldoende specifiek gegevens.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Gezien de voorgeschiedenis is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aannemelijk geworden dat klager een medegedetineerde heeft mishandeld. Het slachtoffer heeft mondeling aan het afdelingshoofd verklaard dat klager hem mishandeld heeft. De
betreffende getuige verbleef ten tijde van de behandeling van het beklag niet meer in detentie, waardoor een schriftelijke verklaring niet zonder meer kon worden geleverd. Het naar waarheid opgestelde en ondertekende verslag van het beëdigde
afdelingshoofd is voldoende aannemelijk om te stellen wat de getuige heeft geconstateerd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a jo. artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar
zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
In een schriftelijk verslag van 25 september 2011 staat (geanonimiseerd) het volgende: (...) Om 9:15 uur kwam gedetineerde [A] naar de teamkamer. Hij vertelde dat hij in zijn cel aan het slapen was. Vervolgens werd hij door medegedetineerden K. en klager
in elkaar geslagen. Gedetineerde [A] zijn gezicht en neus is beschadigd. Ook lag er bloed op de vloer.”
In de melding disciplinaire straf van 25 september 2011, ondertekend door de directeur, staat onder meer “het personeel heeft niet zelf uit eerste hand het voorval geconstateerd. (...). Samenvattend constateer ik dat er fysiek geweld is gebruikt naar een
medegedetineerde. Dit tezamen met informatie van derden en het feit dat personeel zelf dit niet direct heeft waargenomen, leid tot het opleggen van een aangepaste en beperkte sanctie, 3 dagen strafcel.”
De vraag is aan de orde of klager (mede) verantwoordelijk kan worden gesteld voor de mishandeling van een medegedetineerde, nu hij elke betrokkenheid ontkent. De beroepscommissie neemt in aanmerking dat het personeel het incident niet zelf heeft
waargenomen. Een getuigenverklaring van de celgenoot van het slachtoffer ontbreekt. Bij de directeur bestaat twijfel getuige zijn formulering om tot een aangepaste straf te komen. Het vorenstaande maakt dat het beklag gegrond dient te worden verklaard.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 27 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven