Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2212/GA, 2 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2212/GA

betreft: [klager] datum: 2 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 10 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V.van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 november 2001 van de beklagcommissie bij de units 1,2 en 5 van het Penitentiair Complex Scheveningen te ‘s-Gravenhage,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het huis van bewaring Scheveningen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verhoging van het bedrag dat van de rekening van klager wordt afgeboekt als kosten voor overboeking op die rekening van een bedrag uit het buitenland.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De kosten van het storten van geld vanuit het buitenland op de rekening van klager in de inrichting is van fl. 2.= verhoogd naar fl. 4.=. Het betreft hier een verhoging van 100%. Deze verhoging is onredelijk hoog, te meer omdatklager van minimale middelen moet rondkomen.
Het feit dat de kosten zouden worden verhoogd is klager wel medegedeeld, maar hij heeft op geen enkele manier invloed kunnen uitoefenen op de verhoging.
Als reden voor de verhoging van de kosten wordt aangevoerd dat er op jaarbasis ruim 200 uren worden besteed aan het ophalen en tellen van het geld. Het is maar de vraag of deze bestede uren voor rekening van klager dienen te komen.Voornoemde personen zijn immers in dienst van de inrichting en ontvangen gewoon een maandsalaris.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat de verhoging van het bedrag dat een gedetineerde moet betalen wegens het feit dat uit het buitenland geld op zijn rekening wordt gestort moet worden aangemerkt als een algemene regeling en derhalveniet als een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, PBW. Derhalve dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag, hetgeen de beroepscommissie alsnog zal doen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 2 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven