Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2242/GB, 17 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/2242/GB

Betreft: [klager] datum: 17 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 13 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1948], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 7 maart 2002 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Nieuw Vosseveld II te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 februari 1992 gedetineerd. Na een verblijf in diverse penitentiaire inrichtingen, verbleef hij sinds 28 augustus 2000 in de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschapgeldt. Na een verblijf in afzondering in het cellengebouw te Veenhuizen, is hij op 9 november 2001 geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld II, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 25 februari 1992. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 augustus 2002.Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 40 dagen te ondergaan.

2.3. Bij uitspraak van 16 april 2002, met nummer 01/435/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de PBW, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 1 februari 2002 van de beklagcommissiebij de penitentiaire inrichtingen Groot Bankenbosch en de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen, betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen in afwachting vanherselectie, omdat het aannemelijk is geworden dat klager is betrokken bij handel in drugs in de inrichting, welke ordemaatregel extern ten uitvoer is gelegd, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door klager is zijn beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klagers advocaat is een strafzaak tegen de directie begonnen in verband met de zogenaamde geanonimiseerde verklaringen van de medegedetineerden. De directie van Norgerhaven verstrekt de politie en de advocaat geen inzage invoornoemde verklaringen. Op die manier kan je iedereen monddood maken en overplaatsen wie je maar wilt.
Klager heeft mondeling nog het volgende verklaard. Hij is verslaafd geweest aan harddrugs, maar is hier met begeleiding helemaal vanaf gekomen. Hij is blij dat hij van de drugs af is, dan gaat hij die toch niet invoeren? Klagerheeft gehoord dat er voor is gezorgd dat hij is overgeplaatst omdat hij iemand in Norgerhaven had aangesproken op handel in drugs. De manier om een ‘lastig’ persoon kwijt te raken, is om diverse medegedetineerden een verklaring afte lagen leggen dat die persoon handelt in drugs. Klager heeft aangifte gedaan van laster bij de politie. Ook zijn bezoek, dat er van verdacht wordt drugs mee te nemen, gaat aangifte doen. Valium is zeer makkelijk verkrijgbaar, hetwas voor klagers eigen gebruik. Als een urinecontrole bij hem was gehouden, dan had de directie dit kunnen zien. Normaal krijg je bij een dergelijke constatering ‘slechts’ een paar dagen afzondering in de rode pannen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op voorstel van de gevangenis Norgerhaven geselecteerd voor de gevangenis Nieuw Vosseveld II, een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. De reden hiervoor was zijn betrokkenheid bij handel in drugs in degevangenis Norgerhaven. Op grond van verklaringen van medegedetineerden, die door een collega selectiefunctionaris in de gevangenis Norgerhaven zijn ingezien, is die betrokkenheid alleszins aannemelijk te noemen. Ook het feit datklager valiumtabletten op zijn cel had zonder die zelf te gebruiken, duidt op handel in pillen danwel drugs. Onduidelijk is waarom klager de (aangeslepen) schroevendraaier in zijn bezit had, maar niet ondenkbeeldig is dat deze werdgebruikt om medegedetineerden onder druk te zetten. In ieder geval behoort een schroevendraaier niet tot de celinventaris en had klager deze derhalve illegaal in zijn bezit. Het is helaas praktijk dat gedetineerden eerst bereid zijnbelastende verklaringen af te leggen als hun anonimiteit, en daarmee hun veiligheid, gewaarborgd kan worden. Dit vanwege de repercussies die te verwachten zijn indien bij de verdachte bekend wordt dat belastende verklaringen zijnafgelegd. In het onderhavige geval is dat niet anders geweest. Het is duidelijk dat de handel in drugs het gemeenschapsregime ondermijnt, wat niet kan worden getolereerd. Door klager te plaatsen in het regime van beperktegemeenschap, in welk regime hij overigens eerder heeft verbleven vanwege zijn betrokkenheid bij handel in drugs, kan hij beter worden gevolgd in zijn doen en laten.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Nieuw Vosseveld II is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de verstrekte gegevens omtrent (de verdenking van) klagers betrokkenheid bij de handel in drugs in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie overweegt hierbij dat klager in het kader van de beroepsprocedure naar aanleiding van de uitspraak op het beklag alsnog in hetbezit is gesteld van eerdergenoemde geanonimiseerde verklaringen van medegedetineerden, waarmee aan de eis van een interne openbare beroepsprocedure is voldaan (artikel 73, vierde lid, juncto artikel 65, derde lid, PBW).

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven