Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1290/GV, 7 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1290/GV

betreft: [klager] datum: 7 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Raza, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H. Raza om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft op grond van een summier advies van het Openbaar Ministerie (OM) geoordeeld dat er sprake is van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van
strafbare feiten en van risico op ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf. Gelet op het resocialiserend effect van de detentie op klager is een concrete vrees voor herhaling niet
terecht. De ernst van de gepleegde feiten weegt niet op tegen klagers belang om te resocialiseren. Het argument van slachtofferconfrontatie is onvoldoende om verlof af te wijzen, nu niet concreet is aangegeven op welke wijze verlofverlening de positie
van de slachtoffers zou kunnen verslechteren. Klager is bereid verlof onder voorwaarden te accepteren. De selectiefunctionaris is niet ingegaan op de voorwaarden die aan het verlenen van verlof verbonden kunnen worden en heeft daarmee onvoldoende
rekening gehouden met het belang van klager.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager staat te boek als veelpleger. Hij komt al vanaf zijn vijftiende in aanraking met justitie. De delicten waarvoor klager is veroordeeld zijn grotendeels in Rotterdam
gepleegd. Enkele slachtoffers van de door klager gepleegde delicten wonen in de directe omgeving van het verlofadres. Er is sprake van risico van ongewenste slachtofferconfrontatie, gevaar voor maatschappelijke onrust en recidivegevaar.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Torentijd te Middelburg heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarden dat klagers moeder tijdens het verlofmoment thuis is en klager zich dagelijks meldt bij het politiebureau Lombardijen
te Rotterdam.
Het OM in Den Haag heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening vanwege het recidivegevaar, de ernst van het delict (geweld) en de kans op maatschappelijke onrust.
De politie Rotterdam heeft geen bezwaar tegen verlofverlening mits er bijzondere voorwaarden worden gesteld en nageleefd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes en een half jaar met aftrek, wegens het meerdere malen hebben gepleegd van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld en/of geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen, poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen en opzetheling.
Aansluitend dient hij 24 dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 11 december 2012.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie van oordeel dat het argument van de Staatssecretaris met betrekking tot het risico van slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust onvoldoende is onderbouwd en ook voorbijgaat aan mogelijke voorwaarden voor verlof. Uit het
Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat klager vanaf september 2004 tot aan het moment van detentie veelvuldig in aanraking is geweest met politie en justitie en dat hij al eerder gedetineerd is geweest. Klager heeft in die periode zowel
vermogensdelicten als geweldsdelicten gepleegd. Hoewel bij een naderende einddatum van de detentie klagers belang om zijn terugkeer in de maatschappij voor te bereiden steeds zwaarder zal wegen ten opzichte van de risico’s die verlofverlening met zich
meebrengen, is de beroepscommissie van oordeel dat in dit stadium van de detentie het maatschappelijk belang (nog) dient te prevaleren boven klagers belang om zich voor te bereiden op terugkeer in de maatschappij door middel van algemeen verlof.
Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven