Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1963/GV, 20 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1963/GV

 

betreft:               [klager]                datum: 20 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juni 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

en van een nadien bij het secretariaat van de Raad ingekomen, eveneens tegen de hiervoor vermelde beslissing van de Staatssecretaris gericht, beroepschrift van klager,

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.            De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt dat hij eerder al zes keer verlof heeft genoten en dat daarbij nooit iets verkeerd is gegaan. Bij het zevende verlof is hij inderdaad niet teruggekeerd en heeft hij zich aan detentie onttrokken, maar de Staatssecretaris is bekend met de reden voor die onttrekking. Klager heeft zich vervolgens zelf weer gemeld voor het verder ondergaan van zijn detentie. Er is geen enkele reden voor de aanname van mogelijke slachtofferconfrontatie.

Voorts is sprake van een relatief beperkt strafrestant. Klager verblijft in het plusprogramma en er kunnen – voor zover gewenst – bijzondere voorwaarden worden verbonden aan een eventueel verlof. Gelet daarop is het gevaar voor onttrekking aan detentie onvoldoende onderbouwd in de bestreden beslissing. Er is geen gevaar voor ongewenste confrontatie met het slachtoffer. Eerder heeft klager vijfmaal verlof doorgebracht op het verlofadres waarover de politie nu negatief adviseert. Die keren is nimmer sprake geweest van enige confrontatie met het slachtoffer. Ook hebben zich bij die verloven, behoudens de onttrekking tijdens het laatste verlof, nooit (andere) incidenten voorgedaan. De verlofcommissie van de inrichting heeft positief geadviseerd op het verzoek om verlof, omdat geen wijzigingen zijn opgetreden met betrekking tot slachtofferproblematiek. Eventueel kan bij het verlof elektronisch toezicht worden toegepast, hetgeen volgens onderzoek van de reclassering mogelijk is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager verbleef eerder tijdens zijn detentie in een beperkt beveiligde inrichting, waar hij regimaire verloven genoot. Aan die verloven was, onder meer, elektronisch toezicht verbonden. Hij is van zijn laatste regimair verlof, op 7 juni 2016, niet teruggekeerd en heeft toen zijn enkelband gesaboteerd. Uiteindelijk is hij op 2 januari 2017 gearresteerd. Klager heeft aangegeven dat hij gefrustreerd geraakt was door het uitblijven van verdere detentiefasering en omdat zijn vriendin, in België, problemen had. Hij is toen naar België gegaan. Aangezien hij zich langdurig aan detentie heeft onttrokken en naar het buitenland is gegaan, is de Staatssecretaris van mening dat klager zich niet kan houden aan afspraken over vrijheden. Voorts is gebleken dat elektronisch toezicht geen middel is om de kans op onttrekking te beperken.

De Staatssecretaris merkt nog op dat mogelijk confrontatiegevaar met het slachtoffer ten onrechte als grond is opgevoerd. Die moet als niet aangevoerd worden beschouwd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket in Den Haag heeft negatief geadviseerd over het verlenen van vrijheden in verband met een ernstig vermoeden dat klager zich zal onttrekken aan detentie en in verband met gebleken onbetrouwbaarheid bij het nakomen van afspraken, nu hij zich eerder aan detentie (tijdens een verlof) heeft onttrokken.

De politie Haaglanden heeft negatief geadviseerd, omdat het verlofadres te dicht bij het woonadres van het slachtoffer ligt.

Uit het deeladvies van het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, van 8 juni 2017 komt naar voren dat elektronische controle, in verband met een eventueel op te leggen locatiegebod, mogelijk is, maar dat het gevaar voor onttrekking reëel wordt geacht.

 

3.            De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens – kortweg – poging doodslag. Aansluitend dient hij 21 dagen vervangende hechtenis te ondergaan in verband met het niet voldoen van een hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De einddatum van zijn detentie is thans vastgesteld op 31 januari 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Onweersproken is dat klager zich in de periode van 7 juni 2016 tot 2 januari 2017 heeft onttrokken aan zijn detentie door na een regimair verlof niet terug te keren naar de inrichting en dat hij de door hem gedragen enkelband onklaar heeft gemaakt en Nederland toen heeft verlaten.

Deze omstandigheden vormen nog steeds een forse contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigen, ondanks het positieve advies van de directeur, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

De omstandigheid dat het in de mededeling van de bestreden beslissing gestelde over eventuele vrees voor ongewenste slachtofferconfrontatie ten onrechte als grond is vermeld, doet aan deze beslissing niet af, nu de andere gronden voldoende zwaar wegen om de afwijzing van het verlof te dragen.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 juli 2017

 

 

                         

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven