Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0892/GA en 12/0916/GA, 11 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/892/GA en 12/916/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

en

van een bij het secretariaat van Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Ter Apel

gericht tegen een uitspraak van 29 februari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Ter Apel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2012, gehouden in de p.i. Ter Apel, zijn gehoord klagers raadsman mr. J. Kral, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Ter Apel, en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een strafcel, wegens vechten met een medegedetineerde;
b. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde;
c. het tijdens de tenuitvoerlegging van de hiervoor onder a en b genoemde disciplinaire straffen tijdens de voor de nachtrust bestemde uren blijven branden van de nachtverlichting.

De beklagrechter heeft de onderdelen a en c van het beklag gegrond en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Daarbij is aan klager ter zake van de gegrondverklaring van
onderdeel c van de klacht een tegemoetkoming van € 100,= toegekend.

2 De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep van klager is gericht tegen ondergrondverklaringen van het beklag. Klager onderschrijft het standpunt van de beklagrechter ten aanzien van het blijven branden van de nachtverlichting tijdens zijn verblijf in de strafcel en over de duur van
het bewaardersarrest. Klager is van mening dat, als die klacht al niet gegrond wordt verklaard, de tweede disciplinaire straf in ieder geval veel te zwaar is en dat had kunnen volstaan met een mildere disciplinaire straf. Klager stelt zich op het
standpunt dat hij vanaf het begin tegenover het personeel heeft aangegeven problemen te hebben met het blijven branden van de nachtverlichting. Volgens klager dient de directeur niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. Klager is van mening
dat het beroepschrift is ingediend nadat de daarvoor gestelde termijn was verstreken.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag van de directeur is gericht tegen de hoogte van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming. Desgevraagd kan de nachtverlichting in de strafcel worden uitgedaan. Volgens de directeur is de duur van de tweede disciplinaire straf niet
te
lang, er was sprake van een binnen een kort tijdbestek herhaalde uitbarsting van geweld jegens een medegedetineerde. Dat rechtvaardigt een dergelijke disciplinaire straf. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de strafcel nooit over het blijven branden
van de nachtverlichting geklaagd bij het personeel. De directeur hoorde voor het eerst dat klager daar problemen mee had, toen hem om een reactie op het schorsingsverzoek van klager werd verzocht. De directeur stelt zich op het standpunt dat hij tijdig
beroep heeft ingesteld.

3 De beoordeling
3.1 De ontvankelijkheid
Namens klager is aangevoerd dat de directeur niet ontvankelijk zou zijn in zijn beroep, nu het beroepschrift niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn zou zijn ingediend. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat
hij
de uitspraak van de beklagrechter op 6 maart 2012 heeft ontvangen. Nu het beroepschrift tegen die uitspraak op 12 maart 2012 bij het secretariaat van de Raad is ontvangen, is het beroepschrift tijdig ingediend en is de directeur ontvankelijk in zijn
beroep.

3.2 Het beroep van klager ten aanzien van onderdeel a van het beklag.
Voor zover het beroep van klager is gericht tegen de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel a van het beklag, kan hij daarin niet worden ontvangen. De beklagrechter heeft dat beklag om formele redenen (te weten de te lange duur van
het
bewaardersarrest) immers gegrond verklaard. De beroepscommissie leest het beroepschrift echter mede aldus, dat naar het oordeel van klager de beklagrechter ten onrechte geen tegemoetkoming heeft toegekend in verband met de te lange duur van het
bewaardersarrest. In zoverre is het beroep naar het oordeel van de beroepscommissie gegrond. De regel van artikel 24, vierde lid, van de Pbw, dient strikt te worden gehandhaafd. Zij strekt ertoe dat de betrokkene niet langer dan noodzakelijk is zonder
tussenkomst van de directeur wordt afgezonderd en in onzekerheid verkeert over de ten aanzien van hem te nemen beslissing, nadat hij door de directeur is gehoord. Klager heeft ruim zes uren te lang dat arrest ondergaan. De beroepscommissie zal klager
hiervoor een tegemoetkoming van € 15.- toekennen.
De beroepscommissie merkt daarbij ten overvloede nog op dat op zichzelf de gronden waarop de strafoplegging is gebaseerd, die beslissing kunnen dragen, zoals ook de beklagrechter heeft overwogen.

3.3 Het beroep van klager ten aanzien van onderdeel b van het beklag
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te
staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagrechter. Het beroep van klager zal daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard.

3.4 Het beroep van de directeur ten aanzien van de toegekende tegemoetkoming ter zake van onderdeel c van het beklag
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de hoogte van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming.
Met betrekking tot het blijven branden van nachtverlichting, welk beklag gegrond is verklaard, geldt dat deze klacht – gelet op de datum waarop deze voor het eerst bij klaagschrift naar voren is gebracht – enkel betrekking kan hebben op de tijd die
klager naar aanleiding van de disciplinaire straf onder b in de strafcel heeft verbleven. Mede gelet daarop acht de beroepscommissie na te noemen tegemoetkoming aangewezen. Het beroep van de directeur is daarom gegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie:
- verklaart het beroep van klager ten aanzien van onderdeel a van het beklag, voor zover hem geen tegemoetkoming is toegekend, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat klager ter zake een tegemoetkoming
toekomt van € 15,-;
- verklaart het klager ten aanzien van onderdeel a voor het overige niet-ontvankelijk in zijn beroep;
- verklaart het beroep van klager ten aanzien van onderdeel b ongegrond;
- verklaart het beroep van de directeur wat betreft de tegemoetkoming in verband met onderdeel c van het beklag gegrond, vernietigt de beslissing van de beklagrechter in zoverre en bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,-;
- bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor het overige.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven