Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0132/GB, 3 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/132/GB

betreft: [klager] datum: 3 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 11 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1973], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 22 maart 2002 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

1.1. De feiten
Klager is sedert 23 mei 2000 gedetineerd. Na een verblijf in unit 1 van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel is hij via de landelijke afzonderingsafdeling De Schie te Rotterdam op 3 juli 2000 overgeplaatst naar de EBINieuw Vosseveld.

2. De standpunten
2.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Ondanks het feit dat de selectiefunctionaris tegen hem heeft gezegd dat hij geen reden meer zag om klager langer in de EBI te laten verblijven, is zijn verblijf in de EBI toch verlengd. Klager verblijft al sinds juni 2000 in de EBIen bij iedere verlengingsbeslissing wordt hij geconfronteerd met feiten uit eerdere detenties. Bij de volgende verlenging zal hij weer precies hetzelfde vertellen als deze keer en als al die vorige keren.
Op 7 mei 2000 is hij inderdaad ontvlucht uit een politiebureau te Rotterdam, maar hij ontkent hierbij geweld te hebben gebruikt. Het is ook niet juist dat een arrestantenbewaarster bij deze ontvluchting haar bewustzijn zou hebbenverloren. Klager heeft enkel het personeel ingesloten in het politiebureau.
Men heeft deze ontvluchting gebruikt voor en de feiten verdraaid om een aanleiding te hebben om hem terug te kunnen plaatsten in de EBI. Dit is hun wraak.

2.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI Nieuw Vosseveld te Vught is aangegeven dat klager blijft horen tot de in de EBI behorende doelgroep. Dit is gebaseerd op klagers ontvluchting met grof geweld vanuit eenpolitiebureau te Rotterdam, zijn arrestatie door een arrestatieteam en de kwalificatie als gewelddadig en vlucht- en vuurwapengevaarlijk. Een eventuele ontvluchting zou grote maatschappelijke onrust veroorzaken omdat klager verdachtwordt van het plegen van ernstige delicten waarvoor hij inmiddels in hoger beroep een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd heeft gekregen. Hij heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.
Klager heeft in het verleden reeds een vluchtpoging ondernomen en eerder in de EBI verbleven.

2.3. De selectiefunctionaris die klager op 12 december 2001 in de EBI Nieuw Vosseveld heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager heeft te kennen gegeven pertinent geen geweld te hebben gebruikt bij zijn ontvluchting uit een politiebureau, maar wel het personeel in het politiebureau te hebben opgesloten. Verder gaf hij aan dat de vorige EBI-plaatsingenook al op onjuiste feiten waren gebaseerd.
Indien actuele informatie van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) uitblijft, adviseert de selectiefunctionaris om klager uit te plaatsen uit de EBI, hem te plaatsen in een regulier huis van bewaring en hem daar striktte volgen. Indien klager ook na zijn cassatieberoep acht jaar gevangenisstraf blijft houden, rest hem namelijk nog een strafrestant van ruim drie jaar. Om hem op een redelijke manier te resocialiseren, is die termijn, met het oog opde toekomstige selectiemogelijkheden, nodig voor het resocialisatietraject.

2.4. De selectiefunctionaris heeft het volgende bericht.
De noodzaak tot handhaving van klager in de EBI Nieuw Vosseveld was laatstelijk aan de orde in de vergadering van de adviescommissie EBI d.d. 13 december 2001.
Uit de beschikbare informatie bleek dat klager moet worden gekwalificeerd als vlucht- en vuurwapengevaarlijk. Terzake is het volgende bericht.
In 1994 trachtte klager middels een vervalst bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis te onvluchten uit detentie. Eerder dat jaar waren ten aanzien van hem ambtsberichten bij de inrichting binnengekomen waarin erop werdgewezen dat klager met hulp van binnen en buiten de inrichting zou trachten te ontvluchten tijdens een transport naar de rechtbank.
Klager verbleef reeds eerder tijdens een vorige detentie in de EBI, namelijk in 1996 en in 1998. Aanleiding hiervoor in 1996 was een goed georganiseerde poging tot ontvluchting uit de p.i. Breda middels overklimming van de muur metbehulp van een touw tijdens het luchten waarbij hij hulp van binnen- en buitenaf kreeg. De poging kon ternauwernood worden verijdeld. Na het mislukken van deze poging uitte hij ernstige bedreigingen naar het personeel. Hieruit kanworden afgeleid dat hij het gebruik van grof geweld niet uit de weg zou zijn gegaan. Een dag later werd op het dak van de inrichting een wapen gevonden waarvan uit ingekomen ambtsberichten bleek dat er aanwijzingen waren dat datwapen voor klager bestemd was.
In 1997 werd hij uit de EBI geplaatst.
Op 26 januari 1998 werd hij wederom in de EBI geplaatst nadat sprake was van ingekomen ambtsberichten waaruit bleek dat klager voornemens was, met anderen, met gebruik van grof geweld en met hulp van buitenaf, te onvluchten. Hij hadhiervoor al de nodige voorbereidingen getroffen.
Op 4 mei 2000 werd klager aangehouden wegens de verdenking van het plegen van ernstige delicten. Op 7 mei 2000 ontvluchtte hij uit een politiebureau te Rotterdam. Dit geschiedde door middel van grof geweld, waarbij eenarrestantenbewaarster het bewustzijn verloor. Tevens sloot klager daarbij politiepersoneel op in het politiebureau. Op 23 mei 2000 werd hij na (veelvuldige) inzet van het arrestatieteam opnieuw aangehouden. Op 13 september 2000 werdhij via de landelijke afzonderingsafdeling De Schie te Rotterdam overgeplaatst naar de EBI.
Klager is inmiddels wegens het plegen van ernstige delicten veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Hiertegen heeft hij beroep in cassatie ingesteld.
Gebleken is dat klager contacten onderhoudt met derden die zich in georganiseerd verband schuldig maken of hebben gemaakt aan zware georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is sprake van een vervolgvonnis waartegen hij in hogerberoep is gegaan.
Ook blijkens ingekomen ambtsberichten moet klager worden gekwalificeerd als gewelddadig, vuurwapengevaarlijk en vluchtgevaarlijk.
Een eventuele ontvluchting van klager zou maatschappelijk onaanvaardbaar zijn en leiden tot maatschappelijke onrust en een ernstig geschokte rechtsorde.
Gelet op het voorgaande en de maatschappelijke en publicitaire gevoeligheid van de ernstige delicten van het plegen waarvan klager wordt verdacht, heeft de adviescommissie, gehoord de selectiefunctionaris die klager heeft gesproken,geadviseerd klager te handhaven in de EBI. Daartoe is beslist.

3. De beoordeling
3.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

3.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

3.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

3.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klager is tijdens zijn huidige detentie – twee jaar geleden – met grof geweld uit een politiebureau ontvlucht. Eerst twee weken later is hij na veelvuldige inzet van het arrestatieteam opnieuw aangehouden.
Blijkens ingekomen ambtsberichten wordt hij als gewelddadig, vuurwapen- en vluchtgevaarlijk gekwalificeerd.
Tijdens eerdere detenties is hij wegens zijn gebleken vluchtgevaarlijkheid tweemaal eerder in de EBI gedetineerd geweest. De eerste maal vormde de aanleiding hiertoe dat hij, met hulp van binnen en buiten de inrichting, een goedgeorganiseerde poging tot ontvluchting had ondernomen. De tweede maal was de aanleiding voor zijn plaatsing in de EBI dat er ambtsberichten waren binnengekomen dat hij voornemens was met anderen, met hulp van buitenaf en gebruik vangrof geweld, te ontvluchten en dat daartoe reeds de nodige voorbereidingen waren getroffen.
De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden tezamen en in onderling verband bezien, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en eenonaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt. Het terzake door en namens klager gevoerde verweer doet hier niet aan af.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a.. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet instrijd met de wet is en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. A.G. Bosch, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven