Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0917/GA, 30 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/917/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 29 februari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2012, gehouden in de p.i. Ter Apel, zijn gehoord klager, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Ter Apel, en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – .
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van één dag en vier uur, in verband met het doen van onderzoek naar de toedracht van een vechtpartij waarbij klager op enigerlei wijze betrokken was;
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met medegedetineerden in de afdelingskeuken, en het uiten van beledigingen jegens de directeur;
c. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, waarvan vier dagen voorwaardelijk, wegens het uitschelden en bedreigen van een personeelslid.

De beklagrechter heeft het beklag – voor zover in beroep aan de orde – gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat aan klager, bij een nadere beslissing, een financiële tegemoetkoming zal worden toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager is een ordemaatregel opgelegd voor het doen van nader onderzoek naar aanleiding van een incident dat zich voordeed op de afdeling. Aan klager is na onderzoek een disciplinaire straf opgelegd in verband met zijn betrokkenheid bij dat
incident.
Omdat hij verbaal agressief was bij de afhandeling van het verslag van het incident, heeft de directeur besloten aan klager twee dagen extra opsluiting op te leggen. Klager is dus in het totaal met zeven dagen opsluiting in een strafcel bestraft. Het
onderzoek bestond uit het horen van de bij dat voorval aanwezige medegedetineerden en het personeel dat het verslag heeft opgemaakt.
Toen klager vervolgens in de strafcel verbleef heeft hij zich andermaal agressief opgesteld naar het personeel. Hij heeft geprobeerd koffie door het celluikje naar een personeelslid te gooien. Daarvoor is hij disciplinair gestraft met zeven dagen
plaatsing in een strafcel, waarvan vier dagen voorwaardelijk.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager betreurt het dat het zeven maanden heeft moeten duren alvorens hij zijn gelijk krijgt. Volgens klager had de directeur zich beter bij de beslissing van de beklagrechter kunnen neerleggen. Klager was toen het betreffende voorval plaatsvond in de
keuken en was een maaltijd aan het bereiden. Een medegedetineerde kwam de keuken binnen en dacht dat klager de pannen van die gedetineerde verplaatst had. Die gedetineerde werd daarop kwaad en gooide klagers pan, een grote pan met een beetje olie
waarin
klager kip aan het braden was, weg. Klager kreeg daarbij een beetje vet over zich heen en de pan viel op de grond. Klager wilde daarop de keuken verlaten en raapte de pan, die zijn kant op was geschoven, op. Op dat moment kwamen twee personeelsleden
aangelopen en deze hebben toen kennelijk een inschatting gemaakt van wat er aan de hand was. Klager heeft nooit met die andere gedetineerde gevochten. Op dat moment werd er wel gevochten tussen die eerdergenoemde gedetineerde en een andere in de keuken
verblijvende gedetineerde. Klager is van mening dat deze gedetineerden als getuigen gehoord hadden kunnen worden. Klager merkt daarbij op dat het ter zake opgemaakte verslag niet is ondertekend door een personeelslid.
Klager heeft, toen hij in de strafcel verbleef, niet met koffie gegooid. Hij was toen erg kwaad en zal toen wel iets geroepen hebben naar het personeel. Klager kan zich dat niet goed herinneren. Mogelijk was er sprake van een beetje beledigende
woorden.
Klager wilde toen alleen maar vragen om wat suiker voor in zijn koffie. Vervolgens duwde het personeelslid het celluikje heel hardhandig dicht. Klager kreeg daardoor koffie over zich heen. Klager vindt een en ander zeer vervelend omdat dit gevolgen
heeft voor zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft dit in behandeling en de zaak is aangehouden in verband met deze feiten, in afwachting van de uitspraak van de beroepscommissie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich, behoudens wat betreft een gedeelte van onderdeel b van de klacht, niet verenigen met – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagrechter. Om proceseconomische redenen zal zij de gehele uitspraak van de
beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde, vernietigen.
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel a van het beklag dat als onweersproken kan worden vastgesteld dat zich op 16 oktober 2011 een incident heeft voorgedaan in de afdelingskeuken, waarbij is gevochten tussen twee gedetineerden en
waarbij klager een pan in zijn handen had en daarbij met die pan een beweging heeft gemaakt. Er kan voorts van worden uitgegaan dat door dit incident de orde, rust en veiligheid op de afdeling in gevaar werd gebracht. Gelet daarop is de beslissing van
de directeur om klager en de betrokken medegedetineerden in afzondering te plaatsen voor het doen van nader onderzoek naar de feitelijke gang van zaken bij dat voorval – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of
onbillijk. In zoverre kan de uitspraak van de beklagrechter daarom niet in stand blijven en dient dit onderdeel van het beklag alsnog ongegrond te worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag overweegt de beroepscommissie dat onvoldoende aannemelijk is dat klager op enigerlei wijze direct en actief betrokken is geweest bij gewelddadige handelingen jegens een medegedetineerde. Ten aanzien van die
medegedetineerde staat vast, niet alleen dat hij met de ongeregeldheden is begonnen en daarbij een gevaarlijke handeling heeft verricht door een pan met heet vet weg te gooien, waarbij klager door een kleine hoeveelheid vet is getroffen, maar ook dat
hij nadat PIW-ers tussenbeide waren gekomen, nog heeft getracht zich los te rukken om weer op klager af te gaan. Klagers lezing van de feitelijke gang van zaken sluit grotendeels aan bij de waarneming van de inrichtingsmedewerkers, zoals neergelegd in
hun verslag. Naar het oordeel van de beroepscommissie is evenwel onvoldoende aannemelijk geworden dat klager met de betreffende pan bedoelde medegedetineerde daadwerkelijk wilde slaan. Gelet daarop is de beslissing van de directeur om aan klager voor
zijn betrokkenheid bij het voorval een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel op te leggen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk. In zoverre verenigt de beroepscommissie zich met het
oordeel van de beklagrechter. Dit onderdeel van het beklag is daarom in zoverre gegrond. Klagers opstelling jegens de directeur – bij gelegenheid van de afhandeling van het verslag – rechtvaardigt evenwel een disciplinaire straf van twee dagen
opsluiting in een strafcel. Het beklag is daarom in zoverre ongegrond.
Ten aanzien van onderdeel c van het beklag geldt dat, mede gelet op het ter zake opgemaakte verslag, voldoende aannemelijk wordt geacht dat klager tijdens zijn verblijf in de strafcel koffie in de richting van een personeelslid heeft gegooid en dat
personeelslid heeft uitgescholden en bedreigd. De directeur kon daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid en billijkheid tot de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf komen. Dit onderdeel van het beklag
dient daarom alsnog ongegrond te worden verklaard

De beroepscommissie acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen termen aanwezig om aan klager ter zake van het gegrondverklaarde deel van zijn beklag onder b een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op € 50,-

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag ten aanzien van de onderdelen a en c alsnog ongegrond. Zij verklaart het beklag wat betreft vijf dagen van de disciplinaire straf
genoemd in onderdeel b van het beklag gegrond en voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ter zake van het gegrondverklaarde gedeelte van klacht b een tegemoetkoming van € 50,- toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven