Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0914/GA, 30 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/914/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 29 februari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2012, gehouden in de p.i. Ter Apel, zijn [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het overbrengen van klager naar een afzonderingscel en het doorvoeren van een onderzoek aan lichaam en kleding in verband met de vermissing van het snijdend gedeelte van een scheermes.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager ter zake van die gegrondverklaring een financiële tegemoetkoming toegekend van € 25,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op enig moment is overgegaan tot verstrekking van (wegwerp)scheermesjes aan de gedetineerden. Normaal gesproken behoort het complete scheermes in de natte hoek te liggen. Bij een globale inspectie van klagers verblijfsruimte is een afgebroken
scheermessteel gevonden, doch bleek dat het snijdend gedeelte van het aan klager verstrekte scheermesje niet aanwezig was. Klager verbleef op dat moment niet in de verblijfsruimte. Aan klager is vervolgens gevraagd waar dat ontbrekende deel was
gebleven. Klager wenste daarover geen verklaring af te leggen. Vervolgens is hij meegenomen naar een afzonderingscel en is hij onderzocht aan lichaam en kleding. Pas na dat onderzoek heeft klager aangegeven dat het betreffende snijdend gedeelte in de
verblijfsruimte achter de televisie lag. Dat bleek ook het geval te zijn. De directeur stelt zich op het standpunt dat het betreffende gedeelte daar door klager bewust moet zijn gelegd. Het is – uit veiligheidsoverwegingen – niet toegestaan om de
scheermesjes te demonteren. Uiteindelijk heeft het totale onderzoek – inclusief het onderzoek aan lichaam en kleding – ongeveer 45 minuten geduurd. De directeur ziet niet in dat er – zoals door de beklagrechter is overwogen – in dit geval anders had
moeten worden gehandeld.

3. De beoordeling
Voldoende aannemelijk is dat bij gelegenheid van een inspectie van klagers verblijfsruimte bleek dat het snijdend gedeelte van het aan klager verstrekte scheermes niet (meer) aan dat scheermes zat en ook niet direct zichtbaar in de verblijfsruimte
aanwezig was. Voorts wordt voldoende aannemelijk geacht dat aan klager, die zich niet in de verblijfsruimte bevond, eerst is gevraagd waar dat gedeelte zich bevond, waarop klager geen antwoord heeft willen te geven.
Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Pbw, is de directeur bevoegd een gedetineerde
– onder meer – indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of zijn kleding te onderzoeken. Op grond van het derde lid van artikel 29 van de Pbw, vindt dat onderzoek plaats
op
een besloten plaats.
Nu het hier de vermissing van het snijdend gedeelte van een scheermes betrof en klager niet direct duidelijkheid wenste te geven over de verblijfplaats daarvan, kon de directeur in redelijkheid – gelet op alle in aanmerking komende belangen, waaronder
met name het belang van de veiligheid – beslissen om klager over te laten brengen naar een afzonderingscel en hem daar te onderwerpen aan een onderzoek aan lichaam en kleding. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het
beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
De omstandigheid dat klager na het onderzoek aan lichaam en kleding alsnog medewerking heeft verleend aan het opsporen van genoemd onderdeel van de scheermesset maakt dit oordeel niet anders.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven