Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4257/GA, 23 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4257/GA

betreft: [klager] datum: 23 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 oktober 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2012, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught, [...], gehoord. Klagers raadsman, mr. B.J. Visser, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting
te
zullen verschijnen en heeft daarbij verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om het bezoek van bezoeker J. na twintig minuten af te breken (VU 2011/002375) en drie maanden deze bezoeker de toegang tot de inrichting te ontzeggen (VU 2011/002357), omdat het personeel heeft geconstateerd dat klager
tijdens het bezoek van deze bezoeker een bolletje in zijn koffie kreeg en dat in zijn mond zou hebben gestopt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft niets in zijn mond gestopt. Er klopt helemaal niets van. Klager is constant in de gaten gehouden, hij is gevisiteerd en er is niets
gevonden.
Ook in de afzonderingscel is klager door middel van een camera in de gaten gehouden. Klager is geen moment alleen gelaten en had dan ook geen enkele kans om iets te verbergen. Omdat klager al vele malen had aangegeven dat hij niets had ingeslikt, maar
hij niet werd geloofd, heeft hij op een gegeven moment aangegeven dat hij tien bolletjes had ingeslikt. Vervolgens is hij overgebracht naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis is een scan gemaakt en is zijn ontlasting steeds gecontroleerd. Hier is niets
uitgekomen. Er is klager onrecht aangedaan. Klager begrijpt niet waarom de camerabeelden waarop zou zijn te zien dat hij een bolletje heeft ingeslikt, niet kunnen worden bekeken.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een andere directeur van de p.i. Vught heeft de beslissing genomen. Indien wordt geconstateerd dat een gedetineerde een bolletje inslikt, wordt
standaard het bezoek afgebroken en het bekertje apart gezet en onderzocht. In dit geval is in ieder geval één of misschien twee keer geconstateerd dat er iets in de beker van klager zat dat er niet in hoorde. Omdat klager op een gegeven moment heeft
aangegeven dat hij tien bolletjes had ingeslikt is hij voor zijn eigen veiligheid in het ziekenhuis opgenomen. Het bolletje is misschien in zijn ontlasting terecht gekomen. De camerabeelden zijn niet bewaard.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. De beroepscommissie ziet, nu zij zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, geen aanleiding voor een aanhouding van de behandeling van het beroep. Het
daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.

Op grond van artikel 38, derde lid, van de Pbw kan de directeur de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of van bepaalde personen beperken, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van
de Pbw. Op grond van de huisregels van de p.i. is het gedetineerden verboden om door het bezoek meegebrachte artikelen aan te nemen of te gebruiken en kan, indien dat wel gebeurt, het bezoek door het personeel beëindigd worden.

Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat meerdere personeelsleden in de veronderstelling waren dat tijdens het bezoek van bezoeker J. aan klager een artikel door de bezoeker is overgedragen aan klager en dat klager dat artikel, een blauw bolletje,
zou hebben ingeslikt. Gelet op het bepaalde in de huisregels kon het personeel daarom ook besluiten het bezoek af te breken. Dat daarna niet is komen vast te staan dat klager een bolletje heeft ingeslikt, waarover hierna meer, doet daaraan niet af. In
zoverre wordt het beroep ongegrond verklaard.

Dit is anders ten aanzien van de beslissing om bezoeker J. voor drie maanden de toezegging tot de inrichting te ontzeggen. De beroepscommissie stelt vast dat er bij klager, ondanks dat hij voortdurend onder toezicht heeft gestaan en hij in het
ziekenhuis is onderzocht, geen contrabande (al dan niet in de vorm van een bolletje) is aangetroffen. De camerabeelden waarop te zien zou zijn dat tijdens het bezoekmoment tussen klager en bezoeker J. een blauwkleurig bolletje is overgedragen, zijn
niet
bewaard gebleven. Bovendien is niet gebleken dat in dit geval de beker waarin het bolletje zou hebben gezeten, is onderzocht, terwijl dit volgens de directeur wel de gebruikelijke procedure is. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel
dat niet is vast te stellen of, zoals in het schriftelijke verslag is vermeld, er tijdens het bezoekmoment tussen klager en bezoeker J. daadwerkelijk een blauwkleurig bolletje via de koffie is overgedragen. Daarmee is niet komen vast te staan dat er
goede gronden waren om deze bezoeker de toegang tot de inrichting te ontzeggen. Gelet op het voorgaande zal het beroep dan ook in zoverre gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden vernietigd. Het beklag zal
alsnog
gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 25,=.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat zij ervan uitgaat dat hetgeen klager aanvoert omtrent de ziekenhuisopname in het beklag over de opname in het ziekenhuis met nr. VU 2011/002376 aan de orde is gekomen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover het de beslissing betreft om bezoeker J. de toegang tot de inrichting te ontzeggen, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 23 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven