Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1251/GV en 12/1253/GV, 22 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1251/GV en 12/1253/GV

betreft: [klager] datum: 22 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. H. Weisfelt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de op 10 april 2012 en 13 april 2012 genomen beslissingen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H. Weisfelt om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
a. De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen (zaaknummer 12/1251/GV);
b. De Staatssecretaris heeft na de uitspraak van de beroepscommissie nummer 12/244/GV van 29 februari 2012 (inhoudende gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de betreffende beslissing en opdracht om een nieuwe beslissing te nemen)
klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof toegewezen, met dien verstande dat het toegekende verlof in de laatste twee maanden van klagers detentie zal plaatsvinden (zaaknummer 12/1253/GV).

2. De standpunten
Ten aanzien van het beroep onder a. is namens klager het volgende toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking omdat zijn vader terminaal ziek was en dreigde op zeer korte termijn te overlijden. Hij had zijn vader nog één keer willen zien,
bij
de begrafenis aanwezig willen zijn en samen met zijn familie willen rouwen. Het argument dat klager al afscheid heeft kunnen nemen is onvoldoende om het verzoek tot strafonderbreking af te wijzen. Klager handhaaft zijn verzoek om strafonderbreking
zodat
hij in Turkije het verlies met zijn familie kan verwerken en hij als enige zoon kan zorgen voor de afwikkeling van zijn vaders nalatenschap. Het argument dat strafonderbreking moet worden geweigerd vanwege het feit dat klagers voorwaardelijke
invrijheidsstelling is ingetrokken, is achterhaald en niet onderbouwd.
Ten aanzien van het beroep onder b. is namens klager het volgende aangevoerd. Volgens de selectiefunctionaris kon klager nog maar één verlof aanvraag indienen, omdat klager voordat zijn voorlopige invrijheidsstelling is ingetrokken reeds vijf
verlofaanvragen had ingediend. Er is sprake van een verkeerde uitleg van artikel 16 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (verder: de Regeling). Ingevolge het tweede lid wordt er een nieuw verlofschema opgesteld indien als gevolg van
mutaties in de detentiegegevens de ontslagdatum van de gedetineerde wordt gewijzigd. Het artikel dient zo te worden uitgelegd dat indien er een wijziging in de ontslagdatum plaatsvindt er een nieuwe berekening moet worden gemaakt. Als op basis van die
berekening blijkt dat een gedetineerde recht heeft op een bepaald aantal verloven, dient er geen rekening te worden gehouden met de reeds genoten verloven. Het weigeren van verlof leidt ertoe dat klager niet is staat wordt gesteld om zich voor te
bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Ten aanzien van het beroep onder a. is het volgende aangevoerd. Klager heeft al twee keer afscheid kunnen nemen van zijn vader, hetgeen is gebeurd tijdens twee begeleide
verloven. Tijdens het eerste verlof heeft klager afscheid kunnen nemen van zijn vader toen deze nog leefde. Op het moment van het tweede verlof was klagers vader al overleden. Het verlenen van strafonderbreking is nu niet meer noodzakelijk. Verder wil
klager naar Turkije voor de begrafenis en het afhandelen van zijn vaders nalatenschap. Omdat uit de rapportage van de reclassering is gebleken dat klager een hoge kans op recidive heeft, hebben de vorige twee verloven onder begeleiding plaatsgevonden.
Strafonderbreking kan niet onder begeleiding plaatsvinden, hetgeen de het vluchtgevaar en de recidivekans vergroot.
Ten aanzien van het beroep onder b. is het volgende aangevoerd. Op basis van een eerdere uitspraak van de beroepscommissie is klager alsnog een verlof toegekend. Bij de toekenning daarvan is ervan uitgegaan dat klager reeds vijf verloven had genoten en
dat klager nog maar één keer met verlof kon. Uit navraag bij de juridische afdeling is echter gebleken dat nu klagers voorlopige invrijheidstelling is ingetrokken, er een nieuwe berekening moet worden gemaakt. Het belang van de gedetineerde staat
voorop. Klager kan derhalve dus nog een aantal verloven aanvragen. Het nu niet toekennen van het verlof op basis van de gegrondverklaring is dus een onjuiste beoordeling geweest. Aan klager zal worden bericht dat hij zijn verlof op korte termijn kan
genieten en dat hij nog een aantal verloven kan aanvragen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking en ten aanzien van de verlofaanvraag.
Ten aanzien van het op 25 februari 2012 ingediende verzoek om algemeen verlof heeft de advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
Ten aanzien van het op 25 februari 2012 ingediende verzoek om algemeen verlof heeft de wijkagent [...] te [...] negatief geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling.
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens onder meer poging tot doodslag, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De einddatum van klagers detentie valt op 31
december 2012.

Ten aanzien van het beroep onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden
volstaan
met een andere vorm van verlof. Ingevolge artikel 36, in verbinding met artikel 24, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof dan wel strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van de ouder van de
gedetineerde. Op grond van de brief van de selectiefunctionaris van 3 mei 2012 en het Advies Vrijheden stelt de beroepscommissie vast klager op 5 april 2012 en 10 april 2012 middels begeleid verlof in de gelegenheid is gesteld om zijn vader te bezoeken
en om afscheid van hem te nemen. Gelet op het bovenstaande acht de beroepscommissie de noodzaak voor strafonderbreking onvoldoende aannemelijk. De beslissing van de Staatssecretaris om klagers verzoek om strafonderbreking af te wijzen kan derhalve niet
worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk.

Ten aanzien van het beroep onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende.

Artikel 16, tweede lid, van de Regeling luidt als volgt: “Wordt als gevolg van mutaties in de detentiegegevens de ontslagdatum van de gedetineerde gewijzigd, dan wordt een nieuw verlofschema opgesteld.” Bij uitspraak van de rechtbank Zutphen op 24
augustus 2011 is klagers voorwaardelijke invrijheidsstelling ingetrokken, waardoor klagers ontslagdatum is verschoven naar 31 december 2012. Nu door de uitspraak van de rechtbank Zutphen een herberekening van klagers einddatum van detentie heeft
plaatsgevonden, dient er een nieuwe berekening te worden gemaakt ten aanzien van het aantal verlofaanvragen dat door klager kan worden ingediend, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Regeling. De reeds voor de intrekking van de
voorwaardelijke invrijheidsstelling toegekende verloven dienen, zoals ook inmiddels is erkend door de Staatssecretaris, niet op de uitkomst van de nieuwe berekening in mindering te worden gebracht. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het
beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de Staatssecretaris vernietigen en de Staatssecretaris opdragen, voor zover deze daartoe nog niet is overgegaan, een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen
een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep onder b. gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt, voor zover nodig, de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 22 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven