nummer: 12/405/TA
betreft: [klager] datum: 22 mei 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 25 januari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang, de beperking van klagers bewegingsvrijheid (ex artikel 33 van de Bvt).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 23 september 2011 heeft klager beklag ingediend tegen de beslissing tot beperking van zijn bewegingsvrijheid ex artikel 33 Bvt. De beklagrechter heeft zich gebaseerd op een onjuiste lezing van de Bvt en klager ten onrechte niet-ontvankelijk
verklaard. Uit artikel 57, eerste lid, van de Bvt volgt dat tegen een dergelijke beslissing beklag openstaat nadat het afdelingsarrest een week heeft geduurd. Dit betekent dat klager eerst op 19 september 2011 ontvankelijk was en dat hij zijn beklag
tijdig heeft ingediend. Uitgaande van het standpunt van de beklagrechter zou de advocaat een beklag tegen afdelingsarrest moeten indienen voordat het beklag ontvankelijk is. Zulks om nadien te vernemen dat het afdelingsarrest is opgeheven voordat het
een week heeft geduurd, zodat klager niet kan worden ontvangen in het beklag. Dit kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest.
Onderaan de schriftelijke mededeling staat: ‘Beklag. Tegen de beslissing kunt u schriftelijk beklag instellen bij de beklagcommissie echter pas nadat de beperking van de bewegingsvrijheid een week heeft geduurd.’ Klager verkeerde door de zinsnede in de
gerechtvaardige veronderstelling dat pas na ommekomst van een week beklag kan worden ingediend. Gevolg van de bewoordingen is bovendien dat de tbs-gestelde pas aan het einde van de ‘weektermijn’ contact opneemt met de advocaat.
Klager is ontvankelijk in het beklag nu hij dit binnen zeven dagen na het ontvankelijk worden van het beklag heeft ingediend.
Subsidiair wordt aangevoerd dat gelet op de geciteerde zinsnede sprake is van verschoonbare overschrijding van de beklagtermijn. Verwezen wordt naar 11/4080/GA.
Het afdelingsarrest heeft geduurd van 12 tot en met 22 september 2011 en niet tot 16 september 2011, van welke datum de beklagrechter uitgaat. De periode van 12 tot en met 22 september 2011 is onderbroken met een periode van twee dagen separatie. De
onderbreking doet niet af aan de duur en de beklagwaardigheid van het afdelingsarrest, nu het afdelingsarrest na de separatie is voortgezet op exact dezelfde gronden. Klager heeft ook voor de tweede periode van het afdelingsarrest nimmer een nieuwe
schriftelijke mededeling ontvangen.
Verwezen wordt naar C 00/182 van 30 mei 2000.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De interpretatie van de wet zoals door de raadsvrouw is verwoord is onjuist. Verwezen wordt naar 11/4080/TA van 8 (lees: 6,
beroepscommissie) maart 2012. Daarbij komt dat uit artikel 57, eerste lid en vierde lid, van de Bvt volgt dat tegen een dergelijke beslissing pas beklag openstaat nadat deze een week heeft geduurd, waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten
beschouwing blijft. In casu heeft de beperking van de bewegingsvrijheid niet langer dan een week geduurd en is deze op 12 september 2011 opgelegd en op 16 september 2011 beëindigd.
In de uitspraak 11/2141/TA van 13 februari 2011 is bevestigd dat de duur van de afzondering (analoge toepassing van separatie) en het afdelingsarrest niet bij elkaar mogen worden opgeteld, aangezien deze vormen van vrijheidsbeperking naar hun aard
verschillend zijn en in twee verschillende artikelen van de Bvt aan de orde komen. De uitspraak van de beklagrechter is juist.
3. De beoordeling
Artikel 57, eerste lid en vierde lid, van de Bvt vermeldt dat tegen een beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 van de Bvt beklag openstaat nadat deze beperking een week heeft geduurd, waarbij de dag waarop de
beslissing is genomen buiten beschouwing blijft.
Uit de Memorie van toelichting bij het artikel volgt dat de strekking van deze regel is dat een te sterke juridisering van het vrijhedenbeleid binnen de inrichting schadelijk kan zijn voor het verplegingsproces en dat hoe ingrijpender de beperking is
des te korter de tijdsduur voordat beklag wordt opengesteld.
Naar het oordeel van de beroepscommissie bevat artikel 57, eerste en vierde lid, materiële gronden voor de ontvankelijkheid.
Klager is door de beklagrechter niet-ontvankelijk in het beklag verklaard, omdat de schriftelijke mededeling op 12 september 2011 aan hem is uitgereikt en klager op 23 september 2011 beklag heeft ingediend. Gelet op het bepaalde in artikel 58, vijfde
lid, van de Bvt heeft klager het beklag te laat ingediend.
De beroepscommissie overweegt dat de beklagrechter op formele gronden geoordeeld heeft dat klager niet in het beklag kan worden ontvangen. Naar het oordeel van beroepscommissie is deze beslissing van de beklagrechter juist evenals de overweging ten
overvloede dat met het indienen van een beklag tegen een beslissing op grond van artikel 33 Bvt niet te hoeft worden gewacht totdat de beperking een week heeft geduurd. Daaraan kan worden toegevoegd dat een beklag kan worden ingetrokken (bijvoorbeeld
als de duur van de beperking de wettelijke grens niet overschrijdt). Naar het oordeel van de beroepscommissie kan ten aanzien van dit beklag dat is ingediend door klagers raadsvrouw geen sprake zijn van een verschoonbare overschrijding van de
beklagtermijn. Niet aannemelijk is geworden dat de betreffende zin klager zou hebben weerhouden van het eerder contact opnemen met zijn raadsvrouw.
Voor wat betreft de stelling van de raadsvrouw dat sprake zou van een afdelingsarrest dat heeft geduurd van 12 tot en met 22 september 2011 en dat de onderbreking met een periode van twee dagen separatie niet af doet aan de duur en de beklagwaardigheid
van het afdelingsarrest, overweegt de beroepscommissie dat uit eerdere uitspraken van de beroepscommissie volgt, onder meer nummer 11/2141/TA d.d. 13 februari 2012, dat de duur van de afzondering c.q. separatie en het afdelingsarrest niet bij elkaar
mogen worden opgeteld, aangezien deze vormen van vrijheidsbeperkingen naar hun aard verschillend zijn en in twee verschillende artikelen van de Bvt aan de orde komen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 mei 2012
secretaris voorzitter