Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1096/GV, 16 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1096/GV

betreft: [klager] datum: 16 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. M de Reus, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Bij hetgeen aan klager ten laste wordt gelegd, zijn er geen gewonden gevallen. Klager heeft destijds in paniek gehandeld. De eerdere veroordeling van klager in 2001, hij was toen dertien jaar oud, is niet van invloed op klagers recidiverisico. De
veroordeling voor een geweldsdelict in 2008 is vier jaar geleden en gelet op de opgelegde straf (een geldboete van €300, =) van geringe ernst geweest. Het ten laste gelegde feit van klagers huidige detentie heeft al anderhalf jaar geleden
plaatsgevonden. De slachtoffers wonen in Maastricht, terwijl klagers verlofadres in Rotterdam ligt. De stelling dat het te vroeg is voor het verlenen van verlof is, gelet op klagers korte strafrestant van vijf maanden, onbegrijpelijk. De
selectiefunctionaris dient zijn beslissing te baseren op grond van het vonnis. Zowel de inrichting, de politie en de reclassering hebben positief geadviseerd. Hij gedraagt zich in de inrichting naar behoren. Klager is bereid zich aan de voorwaarden te
houden die op grond van artikel 5, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling), aan het verlof kunnen worden verbonden. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zijn negatieve advies op een andere grondslag gebaseerd dan het
onderliggende verzoek voor algemeen verlof. Het beleid van het OM, indien het OM in hoger beroep gaat worden er geen vrijheden verleend, is in strijd met artikel 1a van de Regeling, nu daarin staat beschreven dat voor wat betreft het bepalen van de
einddatum van detentie (en daarop gebaseerde beslissingen met betrekking tot vrijheden) wordt uitgegaan van de beslissing van de rechter in eerste aanleg. Dat de selectiefunctionaris in zijn beslissing rekening heeft gehouden met de in eerste aanleg,
naar mening van het OM te lage opgelegde straf, is onjuist.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt afspraken niet nauwgezet na aangezien hij een auto bestuurde zonder rijbevoegdheid. Klager is in 2008 veroordeeld voor huiselijk geweld. Het feit dat bij de poging tot doodslag geen gewonden zijn gevallen, levert geen verzachtende
omstandigheid op. Dat er bij klager sprake was van paniek doet hier ook niets aan af. Het feit dat het delict anderhalf jaar geleden plaatsvond maakt het niet minder erg voor de slachtoffers. De stelling dat de reclassering positief adviseert is
onjuist, omdat dit advies ontbreekt. Gelet op het feit dat klagers strafzaak in hoger beroep nog niet inhoudelijk is behandeld, is de selectiefunctionaris van mening dat het te vroeg is voor verlofverlening.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd. Hierbij is opgemerkt dat klagers gedrag in de inrichting zeer positief is.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag omdat de bevalling van zijn schoonzus en het regelen van een raadsman geen gewichtige redenen zijn voor verlofverlening. Daarnaast is het beleid van het OM dat, indien het OM in
hoger beroep is gegaan, zij negatief adviseert ten aanzien van het verlenen van vrijheden.
De politie heeft geen bezwaar ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens doodslag en zware mishandeling met strafverzwarende gevolgen. Tegen die veroordeling is hoger beroep ingesteld. Klagers fictieve einddatum is 4 september
2012.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en
veiligheid in de samenleving. Klagers verzoek is afgewezen vanwege het hoge recidiverisico. Indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond van dat gevaar, is het - in het kader van een zorgvuldige belangenafweging- van belang dat dit gevaar nader
feitelijk wordt onderbouwd. De enkele mededeling dat klager in 2009 is veroordeeld voor een geweldsdelict is daarom onvoldoende zwaarwegend om het verlof te weigeren. Gelet op het vorenstaande en het positieve advies van de inrichting, is de
beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep is derhalve gegrond. De Staatssecretaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie geen termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op `6 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven