Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0134/TB, 14 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/134/TB

betreft: [klager] datum: 14 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de weigering van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris, om te beslissen op klagers verzoek,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr S. Marjanovic en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft niet beslist op klagers verzoek om plaatsing in het PBC te Utrecht.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 8 juni 2007 heeft de Minister van Justitie beslist om klager te plaatsen in FPC Veldzicht te
Balkbrug. Op 3 oktober 2007 is klager geplaatst in FPC Veldzicht. Bij brief van 25 juni 2009 is door FPC Veldzicht aan de Staatssecretaris om herselectie van klager verzocht. De Staatssecretaris heeft op 27 november 2009 beslist klager over te plaatsen
naar FPC De Rooyse Wissel te Venray. Deze overplaatsing is op 7 december 2009 gerealiseerd.
Klager heeft de Staatssecretaris op 12 augustus 2011 verzocht om hem in het PBC te plaatsen en op dit verzoek geen antwoord ontvangen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de diagnose zwakbegaafd die voor het eerst in FPC Veldzicht is gesteld en wil dit herbeoordeeld zien in het PBC. Voorts wil hij dat nader onderzoek wordt verricht naar de diagnose, de behandelmogelijkheden en de
vraag
of hij moet worden overgeplaatst. Uit de reactie van hoofd behandeling De H. op het beroep volgt dat bij klager sprake zou zijn van paranoïde-schizoïdie. Die diagnose is niet eerder gesteld.
De samenwerking met het personeel van FPC De Rooyse Wissel verloopt niet goed. Hij is maandenlang afgezonderd. Er vindt geen behandeling plaats. Hij voelt zich niet thuis op de afdeling voor zwakbegaafden. Uit het verlengingsadvies van 27 mei 2011,
blz.
5, volgt dat klager niet op een zwakbegaafd, maar op een gemiddeld niveau functioneert. Klager krijgt geen kans in FPC De Rooyse Wissel, die kritiekloos het oordeel van FPC Veldzicht heeft overgenomen.
Klager is erg geschrokken van de schriftelijke reactie op het beroep van het hoofd behandeling De H.
Hij wordt achter de deur gezet, omdat hij zijn mening geeft. Hij wordt in FPC De Rooyse Wissel alleen benaderd door het luikje. Het personeel is bang van hem, terwijl klager nooit geweld heeft gebruikt. Klager zou zware medicatie gebruiken, maar
gebruikt helemaal geen medicatie. Er wordt van alles in de wettelijke aantekeningen opgenomen dat niet klopt. Hij wil liever op een longstayafdeling verblijven. Klager heeft zelf om tbs gevraagd, maar heeft in vijf jaar nog geen therapie gekregen. Hij
zit continu achter de deur. Hij zit op een afdeling met agressieve mensen.
Hoofd behandeling De H. luistert niet naar het personeel.
Volgens FPC De Rooyse Wissel zijn er nog behandelmogelijkheden voor klager in de inrichting, maar niet gespecificeerd wordt welke dit zijn. Volgens klager wordt hem geen behandeling aangeboden. FPC De Rooyse Wissel heeft tevens aangegeven dat er een
behandelimpasse is ontstaan. Hoewel klager heeft aangegeven dat hij zich op de afdeling voor zwakbegaafden niet thuis voelt, wordt zelfs niet geprobeerd om hem op een andere afdeling te plaatsen.
Klager is niet eerder onderzocht in het PBC. Het maakt klager niet uit waar hij geplaatst wordt, als hij maar weg wordt geplaatst uit FPC De Rooyse Wissel. Klager zou graag op een normale afdeling worden geplaatst.
Uit eerdere IQ-testen, die bij klager zijn afgenomen, kwam een IQ van 80 en 90.
Klager komt uit de Schilderswijk van Den Haag en ervaart dat zijn culturele achtergrond anders is dan die van zijn omgeving. Hij heeft het gevoel dat hij door medewerkers regelmatig verkeerd wordt begrepen. Hij vertrouwt het personeel van FPC De Rooyse
Wissel niet. Op de afdeling voor zwakbegaafden, waar hij verblijft, wordt hij regelmatig op de nek gesprongen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
FPC De Rooyse Wissel ziet geen reden voor overplaatsing naar het PBC en ziet nog behandelmogelijkheden om tot een resocialisatietraject te komen. Niet bekend is hoe FPC De Rooyse Wissel de behandeling verder vorm wil geven. Als een inrichting nog
behandelmogelijkheden ziet, wordt een dure observatieplaatsing niet overwogen.
Een herhaald onderzoek naar klagers cognitieve vermogen kan ook in FPC De Rooyse Wissel plaatsvinden, indien klager zijn medewerking verleent. Klager heeft zich vanaf het begin af aan verzet tegen plaatsing in FPC De Rooyse Wissel. Volgens FPC De
Rooyse
Wissel heeft klager zich in een behandelimpasse gemanoeuvreerd. Er wordt hem voortdurend behandeling aangeboden, maar klager weigert om mee te werken. Daar zijn verschillende gesprekken met klager over gevoerd. Hij loopt onder andere vast vanwege zijn
psychiatrische problematiek en verstandelijke beperkingen. Hij heeft de indruk onrechtvaardig behandeld te worden. Er is nauwelijks een gesprek met hem mogelijk, laat staan bijstelling.
Complexe problematiek wil niet zeggen dat dit tot onderzoek in het PBC dient te leiden.
Het Gerechtshof Arnhem heeft in de beslissing van 6 april 2012 het verzoek om klager in het PBC te plaatsen afgewezen. Het Gerechtshof acht zich voldoende voorgelicht. Klager heeft een verzoek om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting ingediend.
Dit verzoek is inmiddels afgewezen.

4. De beoordeling
Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, onder meer de uitspraak 00/657/TB van 20 november 2000 volgt dat de afwijzing van een verzoek van de verpleegde tot (over)plaatsing gelijkgesteld worden met de weigering om ten aanzien van een verzoek
tot overplaatsing conform artikel 11 van de Bvt, dan wel tot observatie conform artikel 13, eerste lid van de Bvt, een beslissing te nemen. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beroep.

De beroepscommissie overweegt dat namens de Staatssecretaris is aangevoerd dat het verzoek tot plaatsing in het PBC niet is gehonoreerd, omdat FPC De Rooyse Wissel nog behandelmogelijkheden voor klager ziet. FPC De Rooyse Wissel heeft in de stukken
echter niet aangegeven waaruit die behandelmogelijkheden zouden bestaan, noch kon de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris ter zitting verklaren hoe FPC De Rooyse Wissel de behandeling van klager verder vorm denkt te geven.
Door de inrichting is erkend dat een behandelimpasse is ontstaan, maar niet duidelijk wordt hoe de inrichting de ontstane behandelimpasse denkt te kunnen doorbreken.
Klager is voor een tweede maal geplaatst in een tbs-inrichting, waar stagnatie lijkt te ontstaan in zijn behandeling. Daarbij komt dat klager geen vertrouwen in het personeel heeft en zich niet thuis voelt op de afdeling voor zwakbegaafden, waar hij
is
geplaatst.
Voorts is door klager en zijn raadsvrouw twijfel geuit omtrent de (recent) gestelde diagnose dat bij klager sprake zou zijn van een paranoïde-schizoïdie en de diagnose van zwakbegaafdheid.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzing van klagers verzoek om plaatsing in het PBC niet op goede gronden rust en moet deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden
geacht. Derhalve is het beroep gegrond. Zij zal met toepassing van artikel 66, derde lid, onder a, Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt de Staatssecretaris opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze
uitspraak een (nieuwe) beslissing te nemen. Nu de rechtsgevolgen van de weigering om te beslissen nog ongedaan zijn te maken, zal aan klager geen tegemoetkoming worden toegekend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een (nieuwe) beslissing te nemen. Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven