Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0908/SGA, 8 mei 2012, schorsing
Uitspraakdatum:08-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/908/SGA

Betreft: [klager] datum: 21 maart 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...]verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Hoogeveen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 17 maart 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, voor de duur van vier dagen, ingaande op 17 maart 2012 om 16.15 uur en eindigende op 21 maart 2012 om 16.15 uur, wegens het weigeren van een opdracht van het personeel en
omdat
er fysiek contact met personeel heeft plaatsgevonden.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 20 maart 2012. De secretaris van de commissie van toezicht heeft op 20 maart 2012 telefonisch bericht dat (nog) geen klaagschrift is ontvangen.

1. De beoordeling
Uit het verzoek kan worden opgemaakt dat verzoeker op 18 maart 2012 in beklag is gegaan bij de beklagcommissie van genoemde p.i. Gelet daarop acht de voorzitter vooralsnog voldoende aannemelijk dat er een klaagschrift is ingediend bij de
beklagcommissie en kan verzoeker worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Verzoeker is bij binnenkomst geplaatst op de Extra Zorg Voorziening en op die afdeling zijn met verzoeker afspraken gemaakt over de inname van zijn medicatie. De afspraak hield in dat verzoeker zijn medicatie kreeg verstrekt en dat hij deze na het eten
innam. Later is verzoeker geplaatst op een reguliere afdeling en daar geldt de huisregel dat het personeel er op toe dient te zien dat de medicatie wordt ingenomen. Het personeel heeft verzoeker meerdere malen de werkwijze uitgelegd en aangegeven de
mogelijk gemaakte afspraken uit te willen zoeken. Tevens is verzoeker een alternatief geboden om de medicatie in te nemen op een tijdstip dat het beste bij zijn situatie past, echter wel in het bijzijn van het personeel. Uit het ter zake opgemaakte
verslag blijkt van 17 maart 2012 blijkt dat verzoeker daar geen gehoor aan wilde geven. Een personeelslid heeft verzoeker meerdere malen verzocht om de medicatie af te geven, maar verzoeker bleef weigeren. Verzoeker heeft daarbij lijfelijk obstructie
gepleegd door het personeel niet in de gelegenheid te stellen de medicatie terug te nemen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan dit de oplegging van genoemde disciplinaire straf rechtvaardigen. Het verzoek moet derhalve worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 maart 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven