Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0389/GA, 1 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/389/GA

betreft: [klager] datum: 1 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 april 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee dagen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager weet niet waarom hij de maatregel opgelegd heeft gekregen. Hij heeft zich nooit onttrokken aan zijn detentie. Hij heeft niemand aangezet om iets te doen. De directie is corrupt. Klager is door toedoen van de directie op de GVM-lijst geplaatst.
Klager vermoedt dat er sprake is geweest van illegale telefoontaps. Klager kan niet lezen en schrijven en hij is zwaar getroffen door de maatregel om niet te mogen telefoneren. Klager merkt op dat de melding van het GRIP op 15 augustus 2011 is
opgemaakt, dat hij hierover op 24 augustus 2011 is geïnformeerd en pas op 26 augustus 2011 is overgeplaatst.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 24 augustus 2011 is de directeur door het Meldpunt GRIP geïnformeerd dat er een ernstig vermoeden bestaat dat klager vanuit de p.i. Zwolle bedreigingen uitte naar buiten. Het Meldpunt GRIP heeft de directeur toen ook schriftelijk geïnformeerd. De
directeur heeft de melding serieus genomen en geoordeeld dat er extra toezicht nodig was. Het kon niet uitgesloten worden dat klager ook binnen de inrichting bedreigingen uitte. Zo heeft er binnen de inrichting ook een geweldsincident plaatsgevonden.
Ook heeft klager dreigementen naar zijn familie en advocaat geuit. De advocaat heeft daarvan ook aangifte gedaan bij de politie. Op basis van informatie van het GRIP en het gedrag van klager in het verleden is de maatregel opgelegd. Klager had de
status
‘verhoogd’ en dat is vrijwel direct gewijzigd in ‘hoog’. Klager heeft eerder ook dreigingen naar buiten geuit. Hiervoor wordt verwezen naar de melding van het GRIP. Er zijn geen telefoongesprekken afgeluisterd. De dreigingen zijn waargenomen. Klager
schreeuwde door de telefoon. Hij is toen ook op zijn gedrag aangesproken. Het is mogelijk om vanuit de cel dreigingen te uiten. Klager heeft anderhalve dag in afzondering in een afzonderingscel verbleven en is toen overgeplaatst. De directeur heeft de
selectiefunctionaris verzocht om snelheid te betrachten en dat is ook gelukt. Er is adequaat gehandeld, waardoor klager zo kort mogelijk in een afzonderingscel heeft verbleven.

3. De beoordeling
Op 22 augustus 2011 heeft het GRIP een melding opgemaakt over klager. De informatie luidt dat klager plannen heeft om een persoon buiten de inrichting te liquideren. De directeur is op 24 augustus 2011 door het Meldpunt GRIP geïnformeerd dat ten
aanzien
van klager een ernstig vermoeden bestond dat hij bedreigende uitlatingen naar buiten deed. De beroepscommissie acht het begrijpelijk dat de directeur naar aanleiding van een dergelijke melding de nodige maatregelen treft. Op 24 augustus 2011 is klager
voor de duur van twee dagen afgezonderd in een afzonderingscel wegens het vermoeden dat klager ‘binnen de inrichting dan wel naar buiten anderen bedreigt’. De beroepscommissie overweegt dat van enige dreiging binnen de inrichting niet is gebleken. De
stelling van de directeur dat binnen de inrichting ook sprake kon zijn van dreiging is onvoldoende onderbouwd. De enkele verwijzing naar incidenten in het verleden is hiervoor onvoldoende. De beroepscommissie oordeelt dan ook dat onvoldoende
aannemelijk
is geworden waarom een maatregel van afzondering in de eigen cel alsmede controle op eventueel te voeren telefoongesprekken voor de korte duur tot overplaatsing niet voldoende adequaat zou zijn geweest. De maatregel van afzondering in een
afzonderingscel moet dan ook als een te zwaar middel en daarom als onredelijk en onbillijk worden geacht. Daarom zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal een tegemoetkoming toekennen, nu de rechtsgevolgen van de maatregel
niet meer ongedaan te maken zijn.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 1 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven