Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4532/GM, 26 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4532/GM

betreft: [klager] datum: 26 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Noord-Holland, locatie Zaandam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 december 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 maart 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.T.G. van Wandelen, en [...], inrichtingsarts en [...],
plaatsvervangend hoofd zorg, beiden verbonden aan eerdergenoemd Detentiecentrum.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 september 2011, betreft het feit dat klager rug- borst en hartpijn heeft waarvoor hij onderzocht wil worden.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Het gaat niet goed met klagers gezondheid. Hij heeft last van zijn maag, borst, rugpijn en soms gaat het met zijn hart niet goed. Ook heeft hij last van zijn darmen. Het gaat achteruit met zijn gezondheid. Hij heeft veel pijn. De klachten worden niet
veroorzaakt door spanning. Klager krijgt veel medicatie, desondanks treedt er geen verbetering op. Klager wil een second opinion door een andere arts dan die aan het Detentiecentrum verbonden is. Hij wil naar het ziekenhuis voor een nader onderzoek. De
voor een second opinion benaderde arts, [...], heeft hem tot twee maal toe willen bezoeken voor een onderzoek, maar werd daartoe door de inrichting niet in de gelegenheid gesteld.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Bij binnenkomst is er bij klager op 11 augustus 2011 een thoraxfoto gemaakt. Daarop waren geen bijzonderheden te zien. Klager heeft in het verleden TBC gehad en heeft last van longfibrose. Hij heeft pijnstillers gekregen. Klager geeft aan veel
lichamelijke klachten te hebben. Deze worden stuk voor stuk bekeken. Klager is op 18 februari 2012 gezien.
Hij gaf aan naar de GGD te willen. Hem is uitgelegd dat er nooit wordt verwezen naar de GGD. De eerder genoemde arts, The, is een GGD arts. Hij mag zeker de inrichting binnen, maar klager dient zich met een daartoe strekkend verzoek eerst tot de
medische dienst te wenden. Vanuit de inrichting is eerst getracht de medische problemen bij klager te verbeteren. Er zijn behandelingen opgestart. Pas als blijkt dat een ingezette behandeling geen resultaat heeft wordt verder gekeken of eventueel
doorverwezen. Klager is verwezen naar de longarts op 16 maart 2012. Omdat de arts niet aanwezig was is de afspraak verzet naar 4 april 2012. Klager heeft aangegeven geen psycholoog te willen spreken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting vast dat klager naar aanleiding van zijn verscheidene klachten meermalen door de medische dienst en de inrichtingsarts is gezien. Uit
hetgeen in het medisch dossier is verwoord valt af te leiden dat er geen medische noodzaak heeft bestaan klager, mede gelet op de korte periode dat hij in het Detentiecentrum verbleef, op dat moment reeds door te verwijzen naar een specialist. Klagers
klachten zijn echter serieus genomen en waar mogelijk en nodig is een behandeling ingezet. Dat er nu wel is beslist klager naar een specialist te verwijzen maakt niet dat er eerder niet zorgvuldig gehandeld zou zijn.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven